thema 3.1 organen en cellen

Lesplanning
Terugblik
proef tuinkers
lesdoelen
Nieuw:   Thema 3
Uitleg 
Thema 3.1 t/m orgaan
Zelfstandig werken
Thema 3.1 t/m opdracht 4
Evaluatie
Check leerdoelen
huiswerk
vrijdag 11 dec.


1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
Terugblik
proef tuinkers
lesdoelen
Nieuw:   Thema 3
Uitleg 
Thema 3.1 t/m orgaan
Zelfstandig werken
Thema 3.1 t/m opdracht 4
Evaluatie
Check leerdoelen
huiswerk
vrijdag 11 dec.


Slide 1 - Tekstslide

Thema 3: Organen en cellen

Slide 2 - Woordweb

Thema 3 Organen en cellen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht organen 
Geef op je blad aan welke organen je al weet te liggen in je lichaam.
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Organen
In de afbeelding zie je een model van een romp van de vrouw. Je noemt dat een torso. 
Je ziet hoe de verschillende organen er uitzien en waar ze liggen in de romp. Organen zijn delen van een organisme die bepaalde taken (functies) uitvoeren. Enkele voorbeelden zijn:

- Het hart en de bloedvaten: het bloed kan door het 
  lichaam stromen
- De huid: geeft bescherming van het lichaam

Een plant heeft ook organen, welke? Klik op de button.

Long
2
hart
3
Organen van planten
Wortel, stengel, blad 
lever
4
maag
5
dikke darm
6
dunne darm
7
nier
10

Slide 6 - Tekstslide

Organenstelsels
Bloedvatenstelsel

Skelet/ Beenderstelsel
Zenuwstelsel

functie
Vervoeren van bloed door het lichaam
functie
Vorm en stevigheid voor het lichaam.
Bescherming en aanhechting van pezen.

Slide 7 - Tekstslide

Instructie zelfstandig werken
Wat? waarom 
begrippenlijst maken van thema 3.1.    begrippenlijst heb je nodig om opdrachten  1 t/m 4 te maken
Hoe?
Je leest blz  68 t/m 70 1x keer goed door. Neem de blauwe woorden over in je aantekenschrift. Maak van 3.1 de opdrachten 1 t/m 4.  Als je geen kleurtjes hebt voor de opdracht dan doe je deze thuis
Tijd?
20 minuten
Hulp?
Steek je vinger op als je er niet uitkomt met je buurman/vrouw
Opbrengst?
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is.
je kent 6 orgaanstelsels v/d mens
Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen.
Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Klaar?  zie som voor huiswerk 

timer
20:00

Slide 8 - Tekstslide

kun je nu aan de slag?
A
ja, ik snap het en kan het ook aan een ander uitleggn
B
ja, ik snap het maar kan het niet aan een ander uitleggen
C
nee ik snap het nog niet helemaal maar ga het gewoon proberen
D
nee, ik snap het nog niet en wil op weg worden geholpen

Slide 9 - Quizvraag

Middenrif
Buikholte
Borstholte

Slide 10 - Sleepvraag


Een long is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 11 - Quizvraag


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
beenderstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen, geen stelsels

Slide 12 - Quizvraag


nummer 6
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Slokdarm
D
Lever

Slide 13 - Quizvraag


De huid is een voorbeeld van:
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een orgaan?
A
Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies
B
Een orgaan is een deel van het menselijk lichaam met een of meer functies
C
Groep organen met dezelfde functie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 15 - Quizvraag

waar liggen meer organen?
A
Borstholte
B
Buikholte

Slide 16 - Quizvraag

Welke organen zitten in de borstholte?
A
slokdarm en maag
B
hart en longen
C
longen en lever
D
luchtpijp en lever

Slide 17 - Quizvraag

Evaluatie
  1. Wat ging goed?
  2. Wat kan beter ?
  3. Wat kan anders?

Slide 18 - Tekstslide

Lesplanning
Terugblik
opdrachten 1 t/m 4 
lesdoelen
Nieuw:   Thema 3
Uitleg 
Thema 3.1 t/m weefsel
Zelfstandig werken
Thema 3.1 afronden
Evaluatie
Check leerdoelen
huiswerk
-

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen thema 3.1
begrippen: orgaan/orgaanstelsel
  1. Dit hoofdstuk gaat over de verschillende niveaus binnen een organisme. Biologisch gezien is de cel het kleinste niveau en het hele organisme het grootste.
  2. Je kunt omschrijven wat een cel en een weefsels is.
  3. je kent een aantal voorbeelden van cellen en weefsels
  4. Je kent de organisatieniveaus van klein naar groot

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Torso in elkaar zetten

Slide 30 - Tekstslide

Zet de onderdelen van groot naar klein 
1 is het grootst en 4 is het kleinst
1 groot
2
3
4 klein
orgaanstelsels
weefsels
organen
cellen

Slide 31 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Afronden 3.1: begrippenlijst bijwerken (cel/weefsel)
Opdrachten maken 
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

Waterpest is net als veel andere planten opgebouwd uit cellen, organen en weefsels. Deze delen verschillen in grootte en bouw. Wat is de juiste volgorde als je deze delen van een plant rangschikt van klein naar groot? sleep je antwoord naar V
cel - weefsel - orgaan 
cel - orgaan - weefsel 
orgaan - cel - weefsel 
orgaan - weefsel - cel 
weefsel - orgaan - cel 

Slide 33 - Sleepvraag