Herhaling H1

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3A

Vandaag...
- Herhaling H1
- Start Woordenschat H2




 Huiswerk vrijdag 24 november:
- Herkansing repetitie H1
Start 8:20 óf 8:40









1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3A

Vandaag...
- Herhaling H1
- Start Woordenschat H2




 Huiswerk vrijdag 24 november:
- Herkansing repetitie H1
Start 8:20 óf 8:40









Slide 1 - Tekstslide

Lezen hoofdstuk 1
De belangrijkste zaken uit een tekst noem je 'hoofdzaken'. 

Deze hoofdzaken vind je vaak:
- in de inleiding
- in de belangrijkste zin van iedere alinea (kernzin)
- in het slot

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Je kunt het belangrijkste van een tekst in één zin samenvatten. Dit noem je de hoofdgedachte.

De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: 'Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd'?

De hoofdgedachte staat vaak letterlijk in de inleiding of in het slot van de tekst. 

Slide 3 - Tekstslide

Tekst samenvatten

In een samenvatting van een tekst zet je:

- de hoofdgedachte
- de hoofdzaken (vaak de kernzinnen van iedere alinea)

Slide 4 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst geef je weer in...
A
...een complete zin.
B
...één woord of een paar woorden.

Slide 5 - Quizvraag

Woordraadstrategieën
- synoniem
- voorbeeld
- omschrijving
- tegenstelling
- bekend woorddeel
- woordenboek

Slide 6 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met 'de aanleiding voor het schrijven van een tekst'?
A
Het feit dat een schrijver rekening houdt met het publiek waarvoor hij/zij de tekst schrijft.
B
Het eerste deel van een tekst.
C
De reden waarom iemand op dat moment een tekst schrijft over een bepaald thema.
D
Een samenvatting met hoofdzaken en een hoofdgedachte.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord met een andere betekenis.
B
Een ander woord met dezelfde betekenis.
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis.
D
Hetzelfde woord met dezelfde betekenis.

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent 'interactie'?
A
tussenoplossing
B
sportiviteit
C
samenwerking
D
vertraging

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een synoniem van 'diabetes'?
A
hartfalen
B
suikerziekte
C
vochtinname
D
zoutoplossing

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een tegenstelling van 'gehucht'?
A
dorp
B
provincie
C
cultuur
D
wereldstad

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een goede omschrijving van 'specerijen'?
A
Geurende plantaardige stoffen om het eten mee op smaak te brengen.
B
Een deel van een land dat geheel omringd is door een ander land.
C
Verschillende exotische fruitsoorten, zoals ananas en guave.
D
Niet gelijk aan iets anders; iets waarvan er maar één is.

Slide 12 - Quizvraag

Benoem de zinsdelen:
Medewerkers van Artsen zonder Grenzen bieden overal ter wereld slachtoffers van natuurrampen en oorlogen hulp aan.

Slide 13 - Open vraag

Benoem de zinsdelen:
Eet zo snel mogelijk je brood op!

Slide 14 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.

ik vroeg aan mijn buurvrouw kan ik je even helpen

Slide 15 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.

als ik mijn huiswerk maak leg ik mijn boeken altijd eerst op volgorde klaar

Slide 16 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.

geef die maar aan mij zei mijn broer

Slide 17 - Open vraag

Woordenschat H2

Slide 18 - Tekstslide

En nu...
Ga aan de slag met de planning van deze week:


Slide 19 - Tekstslide