In deze les zit 45 slide, met interactieve quiz en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets
40 vragen
60 min
4000 punten
100 punten per vraag
minimaal 2600 punten halen
65 % goed is geslaagd
Slide 1 - Tekstslide
Vragen
Tijd
loopt af
Vraag
indien meerder antwoorden mogelijk zijn wordt dit aangegeven
Slide 2 - Tekstslide
1. Bij onderhoudswerkzaamheden op een plat dak blijkt dat er geen dakrandbeveiliging aanwezig is. Je besluit om niet te starten met de werkzaamheden. Wie moet je informeren?
A
De gebouweigenaar
B
De Inspectie SWZ
C
Jouw werkgever
D
Jouw operationeel leidinggevende
Slide 3 - Quizvraag
Je werkgever organiseert een "tool-box meeting" naar aanleiding van een bijna ongeval. Ben je verplicht om deze meeting bij te wonen?
A
Niet verplicht
B
Verplicht
C
Alleen verplicht als je bij het ongeval betrokken was
Werkvergunning installatiewerk inslusief werken in besloten ruimte
Slide 5 - Sleepvraag
Wat zijn kenmerken van goed werkoverleg in een organisatie?
A
Er is modeling overleg, zonder verslaglegging.
B
Dit wordt op ad-hoc basis gedaan.
C
Dit verloopt interactief van bovenaf en van onderaf.
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer wordt een LMRA uitgevoerd?
A
Voor aanvang van de werkzaamheden of een nieuwe taak.
B
Wanneer de uitvoerder daarom vraagt.
C
Aan het begin en aan het eind van de werkdag.
Slide 7 - Quizvraag
Wat voor soort bord is een blauw rond bord met daarop een symbool in het wit?
A
een gebodsbord
B
een verbodsbord
C
een waarschuwingsbord
Slide 8 - Quizvraag
Wat voor soort bord is een vierkant of rechthoekig groen bord met daarin een wit symbool?
A
een bord voor brandbestrijding
B
een waarschuwingsbord
C
een bord voor veiligheidsvoorzieningen
Slide 9 - Quizvraag
Je moet in de werkplaats werkzaamheden uit gaan voeren met een vast opgestelde kolomboormachine. Welke PBM's moet je gebruiken?
A
Lasbril
B
Veiligheidsschoenen
C
Veiligheidsbril
D
Goed sluitende overall
Slide 10 - Quizvraag
Giftige stoffen en een tekort aan zuurstof zijn gevaren in besloten ruimtes. Welke PBM draag je wanneer deze gevaren dreigen?
A
een stoffiltermasker P3
B
een snuitje
C
een onafhankelijke adembescherming
Slide 11 - Quizvraag
10. Wanneer gebruik je een ruimzichtbril?
A
Bij lassen met gassen.
B
Bij hakwerkzaamheden.
C
Bij elektrisch lassen.
Slide 12 - Quizvraag
11. Welke filterademhalingsbeschermingmiddel biedt het meeste bescherming bij gassen of dampen?
A
Een half-en volgelaatmasker met schroefrand.
B
Een half-en volgelaatmasker met inlegmechanisme.
C
Een snuitje.
Slide 13 - Quizvraag
Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van ongevallen met eenvoudige handgereedschap.
A
Goed passend gereedschap gebruiken.
B
Beschadigingen of verkeerd gebruik van het gereedschap.
C
Nieuw gereedschap gebruiken.
Slide 14 - Quizvraag
Werken met vorkheftrucks is gevaarlijk. Wat is het grootste risico?
A
Uitglijden
B
Aanrijden
C
Verstappen
Slide 15 - Quizvraag
Welke risico's bestaan er bij het gebruik van palletwagens?
A
Letsels aan het bewegingsapparaat.
B
Letsels aan het aan het ademhalingssysteem.
C
Letsels aan het aan het gehoor.
Slide 16 - Quizvraag
Welke maatregelen moet er genomen worden bij het uitvoeren van laswerkzaamheden?
A
Plaatsen van een lasgordijn.
B
Dragen van een veiligheidshelm.
C
Zorgen voor een goede afzuiging van de lasrook.
D
Binnen handbereik moeten brandblusmiddelen aanwezig zijn.
Slide 17 - Quizvraag
Bij de bouw van een huis wordt de eerste verdiepingsvloer gelegd. In de vloer zit een trapgat. Wat kun je doen om te voor komen dat er iemand door dit gat valt?
A
Je waarschuwt alle collega's
B
Je plaats een hekwerk rondom het gat.
C
Je sluit het gat af met een stevige houten plaat.
D
Je geeft iedereen een valhelm.
Slide 18 - Quizvraag
Je voert een dakinspectie uit. Het pand heeft een plat dak. Welke veiligheidsmaatregelen moet je nemen?
A
geen,als er een vaste reling is aangebracht
B
een veiligheidsharnas dragen als er geen dakrandbeveiliging is
C
geen, als je 1 meter van de dakrand blijft
D
Voorafgaand een toolboxmeeting houden
Slide 19 - Quizvraag
Is geurwaarneming een goede indicatie om vast te stellen dat er een gevaarlijke stof aanwezig is?
A
Ja, omdat het gebruik van meetapparatuur lastig is
B
Ja, omdat je hiermee goed kunt vaststellen dat er een gevaarlijke stof aanwezig is.
C
Nee, omdat niet iedereen het zelfde kan waarnemen
Slide 20 - Quizvraag
Wat kan er gebeuren als je veel oplosmiddelen inademt?
A
Je bouwt extra weerstand op tegen de schadelijke werking ervan.
B
Je kunt OPS krijgen.
C
Je kunt uitslag krijgen.
Slide 21 - Quizvraag
20. Hoe ontstaat een hoger percentage zuurstof in de lucht ontstaan?
A
Door het gebruik van luchtverdringers.
B
Door het lekken uit leidingen van zuurstofflessen.
C
Door gebrek aan ventilatie.
Slide 22 - Quizvraag
Waar moet de opslag van gasflessen aan voldoen?
A
De zon mag niet op de gasflessen schijnen
B
Flessen moeten liggend opgeslagen worden
C
De flessen zijn in een kelder opgeslagen
D
De wanden laten ventilatie toe
Slide 23 - Quizvraag
Wat zijn de gevaren bij het werken met elektriciteit?
A
Vonkgevaar en zuurstofgebrek
B
Brandgevaar en gehoorschade
C
Explosiegevaar en elektrocutie
Slide 24 - Quizvraag
Hoe kan een ongeval met elektriciteit ontstaan?
A
Door het toepassen van aardlekschakelaars
B
Met goedgekeurde elektrische apparaten
C
Door slecht geïsoleerde bedrading of defecte appaarten
Slide 25 - Quizvraag
Wat kunnen de gevolgen zijn van statische elektriciteit?
A
Motoren die direct stoppen
B
Motoren die tijdelijk sneller gaan draaien
C
Vonken en defecte elektronische apparaten
Slide 26 - Quizvraag
Welke stoffen kunnen aanleiding geven tot een explosiegevaarlijke situatie?
A
Brandbare gassen en stofwolken
B
Brandbare vloeistoffen met een kookpunt van meer dan 100 graden
C
Brandbare vaste stoffen en dampen
Slide 27 - Quizvraag
Waaraan moet worden voldaan bij het betreden van een explosiegevaarlijke zone?
A
Alleen voorzichtig werken met adembescherming
B
Voorzorgmaatregelen volgens de werkvergunning en gebruiken van de juiste PBM's
C
Alleen betreden met minimaal 2 personen na het nemen van de voorzorgsmaatregelen volgens de werkvergunning
Slide 28 - Quizvraag
In een serverruimte breekt brand uit. Wat zijn de geschikte brandblusmiddelen?
A
Blussen met speciaal schuim
B
Blussen met koolstofdioxide
C
Blussen met ABC-bluspoeder
D
Blussen met water
Slide 29 - Quizvraag
Je rijdt met een vorkheftruck tegen een collega. Je collega valt en blijft roerloos op de grond liggen. Hij is wel aanspreekbaar. Wat moet je als eerste doen?
A
Je collega geruststellen
B
Je chef bellen
C
Direct noodhulp alarmeren
Slide 30 - Quizvraag
Er is een nieuwe zuurstofcilinder afgeleverd. Die herken je aan een:
A
witte schouder
B
blauwe schouder
C
kastanjebruine schouder
Slide 31 - Quizvraag
30. Koolstofmonoxide is bekend omdat het
A
als broeigas bijdraagt aan de opwarming van de aarde
B
zowel brandbaar, giftig als reukloos is
C
een blusmiddel is dat weinig restschade maakt
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een hijstoestel zonder aandrijving?
A
een hijsbak
B
een takel
C
een hoogwerker
Slide 33 - Quizvraag
Een gelaatscherm is van:
A
gehard glas
B
metaalgaas of kunststof
C
glas
Slide 34 - Quizvraag
Kenmerken van veiligheidsschoenen zijn in ieder geval
A
soepel zittende en modieus
B
beschermende stalen neus, tussenzool en antislipzool
C
beschermende stalen neus, veiligheidsveters en antislipzool
Slide 35 - Quizvraag
Voor het gebruik van een ladder geldt onder andere:
A
niet langer erop staan dan 2 uur
B
stahoogte maximaal 10 meter
C
ladder is gekeurd en heeft een sticker
Slide 36 - Quizvraag
Wat geldt bij het werken met slijpschijven?
A
Met ieder slijpschijf kun je doorslijpen en afbramen
B
voor afbramen moet je een aparte afbraamslijpschijf gebruiken
C
met een schijf voor door te slijpen kun je ook afbramen
Slide 37 - Quizvraag
Een elektrische handslijpmachine moet een dodemansknop hebben als:
A
deze in een bedrijf wordt gebruikt
B
slijpschijven groter dan 125 mm doorsnee worden gebruikt
C
deze sterk trilt bij het slijpen
Slide 38 - Quizvraag
Aandachtspunt bij gebruik van een heftruck is:
Tekst
A
letten op personen in de omgeving
B
alleen eigen personeel laten meerijden
C
het extra contragewicht alleen gebruiken bij zware lasten
Slide 39 - Quizvraag
Bronnen van gevaar kunnen zijn:
A
werkvergunning en de markeringen
B
de werkplek en de werkomgeving
C
de werkprocedures en veiligheidsvoorschriften
Slide 40 - Quizvraag
Extra veilheidsmaatregelen bij een biologische besmetting zijn:
A
een arts of verpleegkundige toezicht laten houden op het werk
B
niet langer dan 8 uur per dag werken
C
inentingen en extra vaak handen wassen
Slide 41 - Quizvraag
40. Volgens de Arbowet heeft de werknemer de volgende verplichting: