VCA basis oefen

VCA basis oefen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
VCAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VCA basis oefen

Slide 1 - Tekstslide

Joris werkt als leidinggevende en heeft een belangrijke taak rond de werkvergunning. Waar moet hij in elk geval voor zorgen?
A
Dat de werkvergunning op de werkplek aanwezig is.
B
Dat hij de werkvergunning een volgende keer nog eens kan gebruiken.
C
Dat de werkvergunning na afloop direct wordt ingeleverd.

Slide 2 - Quizvraag

Je wilt gaan werken met een vast opgestelde cirkel zaag, maar je merkt dat de beschermkap er niet meer op zit. Wat moet je doen?
A
Niet gaan zagen met de cirkelzaag en direct melden bij je leidinggevende.
B
Een beschermkap van een andere cirkelzaag afhalen en verder gaan met de klus.
C
Voorzichtig zagen en een ruimtezichtbril opzetten.

Slide 3 - Quizvraag

Gezondheidstoezicht is volgens de Arbowet een verplichting van werkgever. Wat is doel van gezondheidstoezicht?
A
Tijdig opsporen van beroepsziekten.
B
Voorkomen van een hoog ziekteverzuimcijfer.
C
Maatregelen bepalen voor voorkomen van gezondheidsschade tijdens het werk

Slide 4 - Quizvraag

Je merkt dat een collega drugs gebruikt op het werk. Wat doe je?
A
Je meldt het drugs- gebruik bij de GGD.
B
Je meldt het drugs- gebruik bij je leidinggevende.
C
Je vraagt je collega om alleen nog drugs in zijn vrije tijd te gebruiken.

Slide 5 - Quizvraag

Je werkt in een werkplaats waar een grote nieuwe zaagmachine komt te staan die te veel lawaai maakt. Wat is de 1e te nemen maatergel?
A
Ruil de nieuwe machine om voor een met lager geluidsniveau.
B
Richt de werkplaats anders in, zodat je er minder last van hebt.
C
Zet een geluidsdempend scherm om de zaagmachine heen.
D
Draag oorkappen.

Slide 6 - Quizvraag

Je bent schilder. Je hebt een verfklus afgerond en gaat nu starten met een nieuwe klus. Wat moet jij doen net voordat je met deze nieuwe verfklus start?
A
Je voert een RI&E uit.
B
Je voert een TRA uit.
C
Je voert een LMRA uit

Slide 7 - Quizvraag

Waardoor wordt struikelen, uitglijden of verstappen vaak veroorzaakt?
A
Door het niet dragen van veiligheids- schoenen.
B
Door het ontbreken van een afzetlint langs een looppad.
C
Door de aanwezigheid van ledverlichting.

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Adembescherming verplicht.
B
Giftige stoffen.
C
Gelaatsbescherming verplicht.

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Radioactieve stof
B
Biologisch gevaar
C
Laserstraal
D
Gevaar voor elektrische spanning

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Radioactieve stof
B
Biologisch gevaar
C
Laserstraal
D
Gevaar voor elektrische spanning

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Radioactieve stof
B
Biologisch gevaar
C
Laserstraal
D
Gevaar voor elektrische spanning

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Radioactieve stof
B
Biologisch gevaar
C
Laserstraal
D
Gevaar voor elektrische spanning

Slide 13 - Quizvraag

Hoe kun je inschatten of je te maken hebt met schadelijk geluid?
A
Als je op 4 meter afstand je stem moet verheffen .
B
Als je op normale gesprekafstand (1 meter) je stem moet verheffen.
C
Als je je mobiele telefoon niet kunt horen.

Slide 14 - Quizvraag

Selecteer de juiste lichaamsbescherming voor: Omgeving met explosiegevaar
A
Wegwerpkleding
B
Signaalkleding
C
Regenkleding
D
Antistatische kleding

Slide 15 - Quizvraag

Selecteer de juiste lichaamsbescherming voor: Omgeving met explosiegevaar
A
Wegwerpkleding
B
Signaalkleding
C
Regenkleding
D
Antistatische kleding

Slide 16 - Quizvraag

Selecteer de juiste lichaamsbescherming voor: Werken langs de weg in het donker
A
Wegwerpkleding
B
Signaalkleding
C
Regenkleding
D
Antistatische kleding

Slide 17 - Quizvraag

Je werkt in een omgeving met minder dan 19% zuurstof in de lucht. Welke adembescherming moet je gebruiken?
A
Verse-luchtkappen.
B
Volgelaatsmasker met luchtflessen.
C
Halfgelaatsmasker met P3 filter.
D
Halfgelaatsmasker met P2 filter.

Slide 18 - Quizvraag

Je gaat schoonmaakwerkzaamheden doen en daarvoor gebruik je een gevaarlijke stof. Welke persoonlijke beschermingsmiddelen moet je in ieder geval gebruiken? Meerdere antwoorden mogelijk .
A
Beschermende kleding.
B
Veiligheidslaarzen.
C
Anti-statische schoenen.
D
Ruimtezichtbril.

Slide 19 - Quizvraag

Je gaat met een hoge drukreiniger een muur reinigen. Welk persoonlijke beschermingsmiddel draag je om je ogen en gezicht te beschermen?
A
Kunststofgelaatscherm.
B
Veiligheidsbril.
C
Ruimtezichtbril.

Slide 20 - Quizvraag

Barry verplaatst een kleine machine met een handtakel. Hij moet zich aan een aantal veiligheidsmaatregelen houden. Wat is juist?
A
Hij moet deze klus samendoen met een collega
B
Hij mag de handtakel niet overbelasten
C
Hij moet de handtakel controleren voor gebruik.
D
Hij moet de takel invetten voor gebruik

Slide 21 - Quizvraag

Mag er met een vorkheftruck worden gehesen?
A
Dat mag met geen enkele vorkheftruck.
B
Alleen als deze een speciale hijsinrichting heeft.
C
Dat mag alleen door te hijsen met hijsbanden om de lepels.

Slide 22 - Quizvraag

Je werkt met een vast opgestelde slijpmachine. Waar moet je op letten?
A

Slide 23 - Quizvraag