AK H3 - P3 - Leerlingen

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen P2:
  • Je kunt vormen van zware en lichte industrie beschrijven.

  • Je kunt vier vestigingsfactoren voor de industrie beschrijven.

  • Je kunt uitleggen waarom bedrijven hun productie hebben verplaatst van het centrum naar de (semi)periferie.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is industrie?
  • Voor 1760 was alle industrie in kleine werkplaatsen en werkten men met hun handen.

  • In 1760 wordt de stoommachine uitgevonden, vanaf nu steeds meer industrie (met machines).

  • Industrie verwerkt grondstoffen tot producten. Er zijn twee vormen industrie.

Slide 3 - Tekstslide

Vorm 1: Zware industrie
Zware industrie verwerkt grote hoeveelheden grondstoffen. 

Hier worden vaak half afgewerkte producten gemaakt: halffabricaten

Voorbeelden: kunststofindustrie, staalindustrie, mijnbouw en machinefabrieken.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vorm 2: Lichte industrie
De lichte industrie verwerkt halffabricaten tot kant-en-klare producten.

Betreft dus alle fabrieken waar een volledig product gemaakt wordt.

Voorbeelden: electronicafabrieken en kledingfabrieken.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Waar wil je industrie?
  • Industrieën vestigen zich niet zomaar ergens. De redenen waarom je je ergens moet vestigen, heten vestigingsfactoren.

  • Er zijn er veel, maar je moet er vier kennen uit de stof

Slide 8 - Tekstslide

Factor 1: Afzetmarkt
Afzetmarkt: de markt waarop een product verkocht wordt

Met markt worden hier alle mogelijke klanten bedoeld

Hoe dichter bij je afzetmarkt, hoe minder transportkosten.

Slide 9 - Tekstslide

Factor 2: Arbeidsmarkt


Arbeidsmarkt: de combinatie van de vraag naar werknemers en de vraag naar werkgevers.

De vraag naar werknemers bepalen de bedrijven. 

Meer en beter aanbod is een reden om ergens te vestigen.

Slide 10 - Tekstslide

Factor 3: Grondstoffen

Industrie heeft grondstoffen nodig.
 
Hoe dichter bij de grondstoffen, hoe beter

Voorbeeld: staalfabrieken vaak dichtbij mijnbouw.

Slide 11 - Tekstslide

Factor 4: Infrastructuur
Infrastructuur: alle voorzieningen die nodig zijn voor het verplaatsen van mensen, goederen of informatie

Voorbeelden: wegen, waterwege, spoorlijnen, luchthavens, elektriciteitskabels en WIFI

Slide 12 - Tekstslide

Verplaatsing industrie
  • Vanaf 1965: industrie vanuit centrum naar (semi)periferie

  • Oorzaak 1: In centrum hoge lonen, kosten hierdoor steeds hoger. In (semi)periferie is arbeid een stuk goedkoper.

  • Oorzaak 2: Makkelijker en goedkoper om producten te verplaatsen: transportkosten erg laag vanwege infrastructuur.

Slide 13 - Tekstslide

Waarheen?
  • Landen als China en India extra aantrekkelijk door Speciale Economische Gebieden:

  • In die gebieden betalen ze minder belasting en gelden er minder regels voor bedrijven.

Slide 14 - Tekstslide

Ommekeer!
  • Sinds 2010 verplaatst industrie zicht terug naar het centrum:

  • Oorzaak 1: Kwaliteit niet voldoende.
  • Oorzaak 2: Te hoge loon- en transportkosten.
  • Oorzaak 3: Nieuwe technologie.

  • Robotisering en automatisering maakt industrie weer goedkoop in centrumlanden.

Slide 15 - Tekstslide

Einde les
Leerlingen die nog toetsen/so´s moeten inhalen, blijven even zitten!

Check magister voor huiswerk!

Blijf op je plek zitten, hou het volume laag en wacht tot de bel gaat!

Slide 16 - Tekstslide