Wat is maatschappijleer toets BK

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

1. Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Als je je mening geeft, vertel je altijd waarom je het niet eens bent met iemand anders.
2. Voor een goede mening heb je feiten nodig.

1. 1 is juist, 2 is onjuist.
2. 1 is onjuist, 2 is juist.
3. 1 en 2 zijn beide juist.
4. 1 en 2 zijn beide onjuist.

Een mening is goed als:

1. jijzelf het ermee eens bent.
2. er argumenten voor zijn.
3. iedereen het met je eens is.

. “De boot naar Texel vertrekt elk halfuur.”
Deze uitspraak is een ………… , want je kunt het controleren.
Welk woord is weggelaten?

1. feit.
2. vooroordeel.
3. argument.
4. mening.

Het verschil tussen een persoonlijk en een maatschappelijk probleem is dat de overheid zich:

1. niet met persoonlijke problemen bemoeit.
2. niet met maatschappelijke problemen bemoeit.

“De overheid bemoeit zich met persoonlijke problemen.”
Deze uitspraak is:

1. juist.
2. onjuist.

. “Over de opstelling van het Nederlands elftal zijn veel verschillende meningen. De opstelling is dus een maatschappelijk probleem.”
Deze uitspraak is:

1. juist.
2. onjuist.

Het is een ……………. probleem als er elke dag hondenpoep in het winkelcentrum van de stad ligt.
Welk woord is hier weggelaten?

1. maatschappelijk.
2. persoonlijk.
3. technisch.

Welke zinnen zijn juist?

1. Als je een maatschappelijk probleem onderzoekt, is de eerste vraag: op welke manier kan het probleem worden opgelost?

2. Als je een maatschappelijk probleem onderzoekt, vraag je je ook af wie bij het probleem betrokken zijn.

1. Alleen 1 is juist.
2. Alleen 2 is juist.
3. 1 en 2 zijn beide juist.
4. 1 en 2 zijn beide onjuist.

Wat is een goed voorbeeld van samenleven in het klein?

1. De maatschappij.
2. Sociale media.
3. Je gezin.
4. Nederland.

Een ander woord voor de maatschappij is:

1. Belangengroep.
2. Sociale omgeving.
3. Overheid.
4. Samenleving.

Welk voorbeeld gaat over een gedragsregel?

1. Je gaat naar school.
2. Automobilisten gaan opzij als er een ambulance aankomt.
3. Iemand die van rechts komt, geef je voorrang.
4. In de bus sta je op voor een bejaarde vrouw.

Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wet?

1. In de bus sta je op voor een zwangere vrouw.
2. Bij het concert sluit je achteraan in de rij aan.
3. Je bedankt de leraar na de les.
4. Je gaat dagelijks naar school.

Welke stelling is juist?
1. Normen en waarden hebben met elkaar te maken.
2. Vriendschap is een voorbeeld van een norm.

1. Alleen stelling 1 is juist.
2. Alleen stelling 2 is juist.
3. Beide stellingen zijn juist.
4. Beide stellingen zijn onjuist.

Welke waarde hoort bij de norm ‘netjes op je beurt wachten als je in de rij staat’?

1. Veiligheid.
2. Onverschilligheid.
3. Fatsoen.
4. Tolerantie.

Welke uitspraak is juist?

1. Waarden staan vermeld in geschreven regels.
2. In een schoolreglement staan normen.
3. Iedereen op jouw school heeft dezelfde waarden.
4. Normen kun je meestal beschrijven met één of twee woorden.

Bewoners houden acties om hun buurt autovrij te houden. Hiermee komen zij op voor hun:

1. normen.
2. waarden.
3. belangen.
4. macht.

Waar hebben oudere mensen vooral belang bij?

1. Gratis openbaar vervoer.
2. Goede gezondheidszorg.
3. Snel internet.
4. Meer elektrische auto’s.

Waar hebben jonge ouders vooral belang bij?

1. Lage werkloosheid.
2. Elektrische bakfietsen.
3. Betaalbare kinderopvang.
4. Lage huizenprijzen.

Wat is het verschil tussen persoonlijke en maatschappelijke problemen?

1. Maatschappelijke problemen zijn erger dan persoonlijke problemen.
2. Maatschappelijke problemen zijn problemen die de hele samenleving raken.
3. Persoonlijke problemen raken meerdere mensen. Maatschappelijke problemen niet.
4. Persoonlijke problemen zijn makkelijker op te lossen dan maatschappelijke problemen.

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Wetenschappers die waarschuwen voor CO₂-uitstoot worden niet door iedereen serieus
genomen.

2. Omdat zonne- en windenergie erg duur waren, wilden veel mensen olie, gas en kolen blijven
gebruiken.

1. 1 is juist, 2 is onjuist.
2. 1 is onjuist, 2 is juist.
3. 1 en 2 zijn beide juist.
4. 1 en 2 zijn beide onjuist.

Er zijn persoonlijke problemen en maatschappelijke problemen.
Met een maatschappelijk probleem hebben veel mensen te maken. Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk probleem.

Lees de tekst en beantwoord de vragen.Is wildplassen een persoonlijk probleem of een maatschappelijk probleem? Leg je antwoord uit.

Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Kies het juiste woord woord door en vul de zin aan.
De overheid bemoeit zich WEL / NIET met wildplassen, want …

Lees het artikel en beantwoord de vragen.
a. Welke groep uit de tekst hoort bij Sari’s sociale
omgeving?
b. Over welke regel op Instagram heeft Sari het?
c. Wat voor soort regel is dit? Leg je antwoord uit.

Bekijk de foto. Van wie is Jamie afhankelijk als hij een broodje gezond wil kopen in de kantine? Noem minstens vijf personen of instanties.

Leg met een voorbeeld uit wat een waarde is.

Leg met een voorbeeld uit wat een norm is.

a. Welke waarde vindt de overheid
belangrijk?
b. Noem een norm die bij die waarde
past.

c. De overheid en de frisdrankproducenten hebben
botsende belangen. Leg uit.

d. Wie heeft volgens jou de meeste macht in deze
situatie? Leg je antwoord uit.