VOORBEREIDING CZ WG 1.1 en oefenvragen wg 1

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inhoud voorbereiding
  1. Test je fundament: ophalen voorkennis leerjaar 1
  2. opdracht bij het lezen van de verplichte literatuur over klinisch redeneren (Neem mee naar de les!)
  3. bekijken van een filmpje
  4. opdracht bij het lezen van de verplichte literatuur over zelfmanagementondersteuning (Neem mee naar de les!)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Test jouw fundament!

Welke kennis over het vak verpleegkunde uit leerjaar 1 is blijven hangen in jouw lange termijn geheugen?

Maak de volgende vragen om relevante voorkennis op halen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voorbeelden hoort of horen bij stap 2 van het verpleegkundig proces?
A
het houden van een opnamegesprek met een patiënt aan de hand van Gordon
B
het ordenen van gegevens met behulp van Gordon
C
het clusteren en categoriseren van gegevens
D
het labelen met behulp van de NANDA

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke voorbeeld(en) behoort of behoren tot de stap 'interventies plannen en uitvoeren' uit het verpleegkundig proces?
A
NOC uitwerken
B
Orem uitwerken
C
protocol toepassen
D
PES-methode toepassen

Slide 5 - Quizvraag

a= stap 3
b=stap 1
d= stap 2

van het verpleegkundig proces
Een 'symptom' =
A
objectief
B
subjectief
C
een bepalend kenmerk
D
een probleem

Slide 6 - Quizvraag

onderdeel van de PES-methode:

probleem
etiologie
bepalende kernmerken (van het probleem) signs (objectief) en symptoms (subjectief)
De PES-methode kan worden gebruikt voor het beschrijven van:
A
een risicodiagnose
B
een actuele diagnose
C
een welzijnsdiagnose
D
a, b en c zijn goed

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. leren uit de literatuur
Opdracht: maak een MINDMAP aan de hand van de onderstaande literatuur:

Hoofdstuk 1 en 8 uit:  Wilkinson et al (2020). Kritisch denken binnen het verpleegkundig proces. Pearson. (zie ook de literatuurlijst op Brightspace)

Tip: zet de stappen van het verpleegkundig proces als startpunt in je mindmap
Belangrijk!: neem je mindmap mee naar de bijeenkomst

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. leren uit de literatuur
Lesdoelen voorbereiding: Check jouw mindmap aan de hand van onderstaande doelen; kan je de stap naar het niveau begrijpen/ toepassen maken?
-benoemt de definitie van verplegen uit het Beroepsprofiel van de verpleegkundige
-benoemt wat een verpleegkundige theorie is en kan voorbeelden van verpleegkundige theorieën geven
-benoemt de stappen van het verpleegkundig proces, kan elke stap afzonderlijk beschrijven en licht de onderlinge samenhang tussen de stappen toe
-benoemt ten aanzien van het begrip kritisch denken: de definitie, kenmerken en de benodigde cognitieve vaardigheden en eigenschappen van een verpleegkundige
-legt bij elke stap van het verpleegkundig proces uit hoe kritisch denken door de verpleegkundige kan worden toepast 




Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

autonoom denken






eigenschappen 




vaardigheden 
deductief redeneren
onderzoeken
gericht op feiten
waardenvrij, redelijk denken
consistentie

Slide 10 - Sleepvraag

meer voorbeelden van eigenschappen van kritische denkers & vaardigheden voor kritisch denken zijn te lezen in hoofdstuk 8 uit Wilkinson et al (2020)
Lees onderstaande toelichting en koppel deze aan het juiste begrip:

'het zodanig logisch denken dat gedachten op een betekenisvolle manier aan elkaar worden gekoppeld, waarbij er reflectief, geïntegreerd en creatief gedacht wordt over zorgvragers en de patiëntenzorg'.
A
kritisch denken
B
klinisch redeneren
C
klinische beoordeling
D
kritische analyse

Slide 11 - Quizvraag

kader 8.4 Wilkinson
Als 2e jaars student verpleegkunde voer je de controles van de vitale parameters uit bij meneer Ritzen. Hij is sinds enkele uren terug van de verkoeverkamer na een grote operatie waarbij er een tijdelijk stoma is aangelegd. Je stelt een SIT-score van 1 vast, maar hebt tegelijkertijd een niet-pluis gevoel.
vraag: wat is de best passende actie in deze situatie?
A
je neemt geen actie; je hebt namelijk vastgesteld dat dhr niet vitaal bedreigd is
B
je herhaalt de controles over 4 uur weer
C
je overlegt de controles en jouw niet-pluis gevoel met ervaren collega's
D
je neemt direct contact op met de arts-assistent om dhr zijn situatie te bespreken en aanvullend medisch beleid te vragen

Slide 12 - Quizvraag

hst 8 Wilkinson

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

4. leren uit de literatuur
Opdracht: maak een MINDMAP aan de hand van:
-hoofdstuk 1 uit Van Staa et al (2018): zie literatuurlijst Brigthspace

Tip: zet het begrip 'zelfmanagementondersteuning door de verpleegkundige' centraal. 

Belangrijk! Neem je mindmap mee naar de bijeenkomst! En bewaar h'm om er verder aan te werken tijdens  de voorbereiding van werkgroep 2.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. leren uit de literatuur
Lesdoelen voorbereiding: Check jouw mindmap aan de hand van onderstaande doelen; kan je de stap naar  het niveau begrijpen/ toepassen maken?
-uitleggen wat de onderdelen het Generiek Model zelfmanagement zijn en een voorbeeld geven hoe dit model toegepast kan worden in de verpleegkundige praktijk


-uitleggen hoe de onderdelen van het concept zelfmanagement toegepast kan worden in de verpleegkundige zorg aan een persoon met een chronische aandoening
-uitleggen hoe de verschillende verpleegkundige perspectieven op zelfmanagementondersteuning en de persoonsgerichte basishouding toegepast kunnen worden in de zorg voor een persoon met een chronische aandoening 

Slide 15 - Tekstslide

neem je leervragen mee naar de bijeenkomst
Belangrijke begrippen rondom zelfmanagement. Vraag: welke van onderstaande begrippen is van toepassing voor iedereen?
A
persoonsgerichte zorg
B
zelfredzaamheid
C
zelfmanagement
D
eigen regie

Slide 16 - Quizvraag

persoonsgerichte zorg en zelfmanagement behoort tot zorgsituaties. Waarin zelfmanagement specifiek gericht is op het omgaan met een chronische aandoening in het dagelijks leven.
Anne is docent en heeft een chronische darmziekte. In welke van onderstaande situaties wordt de adaptieve opgave rolmanagement beschreven?
A
Anne gebruikt dagelijks azathioprine
B
Anne stemt met haar werkgever af wat ze, t.a.v. haar ziekte, nodig heeft tijdens haar werk
C
Anne is dagelijks moe (alsof ze steeds een marathon heeft gelopen)
D
Anne maakt zich zorgen over haar kinderwens

Slide 17 - Quizvraag

a en c = medisch management
d=emotioneel management
Gelukt! Jouw voorbereiding zit er op, goed gedaan! Je hebt nu een mooie basis op jouw opgedane kennis toe te gaan passen in de bijeenkomsten, graag tot ziens!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies