les 3 Atomen - Radioactief verval

Radioactief verval
Paragraaf 8.2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Radioactief verval
Paragraaf 8.2

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Terugblik huiswerk
  • Leerdoelen deze les
  • Actief lezen paragraaf 8.2
  • Uitleg halfwaardetijd
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Lezen paragraaf 8.2
Noteer het volgende:
Wat gebeurd er met een atoom als deze vervalt?
Wat is het verschil tussen ioniserende en niet- ioniserende straling?
Waar wordt ioniserende straling mee gemeten?
Wat betekent de eenheid Becquerel?
Wat is halfwaardetijd?



Slide 3 - Tekstslide

leerdoelen
8.2.1 Je kunt toelichten wat er met de atoomkern gebeurt als een atoom radioactief vervalt.
8.2.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen ioniserende straling en straling die niet ioniserend is.
8.2.3 Je kunt een meetinstrument beschrijven waarmee ioniserende straling wordt gemeten.
8.2.4 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de activiteit van een radioactief voorwerp.
8.2.5 Je kunt beschrijven hoe de activiteit van een radioactief voorwerp geleidelijk afneemt.
8.2.6 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de halfwaardetijd van een radioactieve isotoop.

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor straling zendt een radioactief atoom uit?
A
Infrarode straling
B
UV-straling
C
Ioniserende straling
D
Licht

Slide 5 - Quizvraag

Welk soort atoom is radioactief?
A
Een stabiel atoom
B
Een instabiel atoom

Slide 6 - Quizvraag

Vandaag leren we:
1. Wat er gebeurt als een atoom radioactieve straling uitzendt

2. Hoe die straling wordt gemeten

3. Wat de activiteit is van zo'n radioactieve stof en waarom die uiteindelijk afneemt

Slide 7 - Tekstslide

radioactief verval
Instabiel atoom dat straling uitzendt, vervalt.

Vervallen betekent: de kern van het atoom verandert.

Het wordt dus een nieuw soort atoom.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld:
Als C-14 vervalt, dan raakt het 1 elektron kwijt.

Als reactie daarop verandert in de kern 1 neutron naar een proton.
Er zijn nu 7 protonen en 7 neutronen.

Dit is dus een kernreactie.

Slide 9 - Tekstslide

Nadat een C-14 atoom is vervallen, wordt het dus...
A
Een C-13 atoom
B
Een N-13 atoom
C
Een N-14 atoom
D
Een C-12 atoom

Slide 10 - Quizvraag

N-14 is stabiel, dus die vervalt niet meer.
Hoeveel atomen van een stof in 1 seconde vervallen, noemen we de activiteit  van die stof.


Eenheid: Becquerel (Bq)
Meet je met een geigerteller.

Slide 11 - Tekstslide

De activiteit van een stuk C-14 is 200 Bq. Hoeveel kernen vervallen er in één minuut?
A
200
B
2000
C
1200
D
12000

Slide 12 - Quizvraag

Halfwaardetijd
Niet alle kernen vervallen even snel.

Hoe meer kernen zijn vervallen, hoe lager de activiteit uiteindelijk wordt.

Elke radioactieve stof heeft z'n eigen halveringstijd: de tijd die het kost om het aantal radioactieve kernen te halveren.


Slide 13 - Tekstslide

De halveringstijd van C-14 is 5730 jaar.
Na hoeveel tijd is er 25% van de originele hoeveelheid C-14 over?
A
230 jaar
B
5730 jaar
C
11460 jaar
D
17190 jaar

Slide 14 - Quizvraag

oefenen
In Tsjernobyl kwam in het jaar 1986 de stof Cesium-137 vrij. Die stof heeft een halfwaardetijd van 30 jaar.

Hoeveel procent van de originele hoeveelheid Cesium-137 is nu dus nog aanwezig in Tsjernobyl?

Slide 15 - Tekstslide

Vervalkromme
De halveringstijd kan je weergeven in een grafiek.

Omdat de lijn in de grafiek steeds iets minder steil afloopt, noem je het een kromme - we noemen het in dit geval een vervalkromme.

Slide 16 - Tekstslide

Zelf mee aan de slag

Maak: paragraaf 8.2, opdracht 1 t/m 5

timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

IJzer-59 heeft een halveringstijd van 45 dagen. Hoeveel procent blijft over na 135 dagen?
A
50%
B
25%
C
12,5%
D
6,25%

Slide 18 - Quizvraag

Maakt het aantal atomen waarmee je begint uit voor de halveringstijd?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

IJzer heeft atoomnummer 26. Hoeveel neutronen zitten er in een kern van ijzer-59?
A
26
B
30
C
33
D
59

Slide 20 - Quizvraag

Zuurstof heeft 8 protonen. Hoeveel elektronen heeft zuurstof-18?
A
0
B
8
C
10
D
16

Slide 21 - Quizvraag

Plan voor vandaag:
Maken: paragraaf 8.2, opdracht 5 t/m 7 en 9.



Snel klaar: maken opdrachten 'Test jezelf' paragraaf 8.2.

Slide 22 - Tekstslide