Formatieve toets hoofdstuk 6

Nog even een keer goed oefenen + gratis uitleg
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nog even een keer goed oefenen + gratis uitleg
Benodigheden
- Werkboek
- Pen, potlood
- Rekenmachine
- Laptop
LessonUp: 
JA!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


De truc voor de bouw van een stevige constructie met zo weinig mogelijk materiaal, zit hem in vormvaste figuren.
Welk figuur is vormvast?
A
B
C
D
Zowel A, B als C is vormvast.

Slide 3 - Quizvraag

Jasper heeft een serieus probleem, zijn auto wilt niet starten. Er zit niets anders op dan de auto aan te duwen, Jasper duwt de auto aan met een kracht van 750N.
Sleep de juiste vector naar sleepdoel 1 of 2.

Slide 4 - Sleepvraag

Bereken de nettokracht

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Bereken de nettokracht

Slide 7 - Open vraag

1
2
3
Sleep het blokje 'grootste kracht' naar de juiste vector.
Let op dat je blokje 1 in blok 1 zet etc.
1: grootste kracht.
2: grootste kracht.
3: grootste kracht.

Slide 8 - Sleepvraag


Jasper heeft een serieus probleem, zijn auto wilt niet starten. Er zit niets anders op dan de auto aan te duwen, Jasper duwt de auto aan met een kracht van 750N.
Krijgt hij de auto van zijn plek? Kies het beste antwoord.
A
Nee, de wrijvingskracht is groter dan de duwkracht.
B
Nee, de netto kracht is 150 N naar links. De auto zal dus stil blijven staan.
C
Ja, de netto kracht is 150 N naar rechts. De auto zal dus naar voren bewegen.
D
Ja, de wrijvingskracht is groter dan de duwkracht.

Slide 9 - Quizvraag


Mads zegt: Een kracht kan de snelheid, richting en vorm van een voorwerp veranderen.
Tigo zegt: Kracht is een uitwerking van bewegingsenergie.
Wie heeft er gelijk?
A
Mads
B
Tigo
C
Mads en Tigo
D
Geen van beiden

Slide 10 - Quizvraag


Op een man werkt een Fz van 800N. 
Wat is het gewicht van deze man?
A
800 N
B
81,5 N
C
81,5 kg
D
800 kg

Slide 11 - Quizvraag

Juna fiets naar huis.  Ondertussen werkt er een zwaartekracht van 750 Newton (N) op haar.
Over welke grootheid en eenheid gaat het hierboven?
Sleep vanuit het keuzevak de juiste woorden naar de plek. Er blijven antwoorden over.
keuzevak:
Grootheid
Symbool
Eenheid
Afk.eenheid
Fz
Fspan
Kracht
fietsen
Newton
N
750
snelheid
Beweging

Slide 12 - Sleepvraag


Job en Milan doen een experiment. Ze gaan bepalen hoeveel zwaartekracht er werkt op een voorwerp van ongeveer 1 kg. 
Welke Newtonmeter kunnen ze het beste gebruiken?
A
B
C
D

Slide 13 - Quizvraag

Bereken de oppervlakte van de volgende figuren. 
Kies voor elk plaatje 1 antwoord.
1808 mm 

18,08 mm 

75 mm 

90 000 000 km 

9 km 

90 000 000 m 

150 544 m2
150 km2
15,05 m2

Slide 14 - Sleepvraag

Geluid gaat altijd door een tussenstof. Deze tussenstof kan vast, vloeibaar of gas zijn. Sleep de onderstaande stoffen naar het juiste sleepvlak. 
Tip: Gebruik je bijlage boek.
Ga uit van de fase bij kamertemperatuur.
Lucht



Alcohol



Koolstofdioxide



Nikkel
Water
Methaan

Slide 15 - Sleepvraag

Grootheid
Symbool
Eenheid
Afkorting
Stroomsterkte
Ampère 
Spanning
U
Volt
R
Ω
i
Volt
I
Ohm
U
meter
V
weerstand
a
A

Slide 16 - Sleepvraag

Merijn maakt een schakeling met een lamp. Zowel de spanning over de lamp, als de stroomsterkte door de lamp worden gemeten. Sleep de onderdelen naar de juiste plaats.

Slide 17 - Sleepvraag

Een fietslampje werkt op een spanning van 4,5 volt en trekt een stroom van 1,5 A. Bereken wat de weerstand van de lamp is.

Slide 18 - Open vraag

Een lamp heeft een weerstand van 105 Ω en er loopt een stroom doorheen van 1,2 A. Bereken de spanning over deze lamp.

Slide 19 - Open vraag

Wat gebeurt er in transformatorhuisjes?

Slide 20 - Open vraag

Van een krultang is de spanning is 230 V en de weerstand is 34,84 Ω. Bereken de stroomsterkte van de krultang. Rond je antwoord af op 1 getal achter de komma.

Slide 21 - Open vraag

Het zit erop ... 

Slide 22 - Tekstslide

De toets is nu klaar, hoe denk je het gedaan te hebben?
0 is heel slecht, 100 is alles goed.
0100

Slide 23 - Poll