Werkwoord sein
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een werkwoord?
Slide 2 - Open vraag
Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
Slide 3 - Woordweb
Wat zou "sein" kunnen betekenen?
Slide 4 - Open vraag
Waarom zouden wij het werkwoord zijn moeten leren?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
sind
bist
ist
seid
bin
sind
Slide 8 - Sleepvraag
Ich _________ Melle.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 9 - Quizvraag
Sie ____________ Rianne.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 10 - Quizvraag
Wir __________ Isabella und Brechtje.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 11 - Quizvraag
__________ Sie herr Mayer?
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 12 - Quizvraag
Er __________ Jaydon.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 13 - Quizvraag
Ihr __________ Anne-Mare und Pascal
A
sind
B
seid
C
ist
D
bin
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent: de vader
A
die Mutter
B
der Onkel
C
der vater
D
der Vater
Slide 15 - Quizvraag
Wat betekent: de moeder
A
die Mutter
B
die mutter
C
die Schwester
D
die Tante
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent: de broer
A
der Bruder
B
die bruder
C
der bruder
Slide 17 - Quizvraag
Wat betekent: de oom
A
die onkel
B
das Onkel
C
der Onkel
D
der onkel
