Woordenschat: begrippen uit zaakvakken

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel woorden zijn er in het Nederlands?
A. 50.000 woorden
B. 1 miljoen woorden
C. 60 miljoen woorden
D. Ontelbaar veel woorden

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel woorden zijn er in het Nederlands?
A. 50.000 woorden
B. 1 miljoen woorden
C. 60 miljoen woorden
D. Ontelbaar veel woorden

Slide 3 - Tekstslide

Oneindig veel woorden?
  • Samenstellingen (koffie+tas, laptop+tas, thee+tas,...)
  • Ieder beroep/vak heeft andere vakwoorden (schaal, mediaan)
  • Elke dag nieuwe woorden (boomer)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel woorden kent de gemiddelde spreker? 
A. 15.000 woorden
B. 50.000 woorden
C. 100.000 woorden
D. 1 miljoen woorden

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel woorden kent de gemiddelde spreker? 
A. 15.000 woorden
B. 50.000 woorden
C. 100.000 woorden
D. 1 miljoen woorden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelstellingen
Je kunt: 
  • begrippen uit andere vakken in hun context plaatsen.
  • begrippen uit andere schoolvakken correct gebruiken.
  • woordenschatstrategieën gebruiken om de betekenis van een woord te achterhalen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Strategie 1: 
de betekenis afleiden uit de context

De betekenis van het woord vinden in de zinnen voor of de zinnen na het woord, de context dus. 

Slide 14 - Tekstslide

Strategie 1: 
de betekenis afleiden uit de context

Er een synoniem in de buurt van het woord staat.



Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Neem de som van deze twee termen. De optelling zorgt voor het juiste resultaat. 



Slide 16 - Tekstslide

Strategie 1: 
de betekenis afleiden uit de context

Er een antoniem in de buurt van het woord staat.

Bijvoorbeeld:
In tegenstelling tot de volwassen exemplaren van de soort, hebben de juvenielen nog geen haren.

Slide 17 - Tekstslide

Strategie 1: 
de betekenis afleiden uit de context

Er een voorbeeld wordt gegeven van het woord.

Bijvoorbeeld:
Wij zijn zoogdieren, net zoals olifanten, konijnen en gorilla's.

Slide 18 - Tekstslide

Strategie 1: 
de betekenis afleiden uit de context

Er een foto bij de tekst staat die de betekenis verraadt. 



Slide 19 - Tekstslide

Strategie 1: 
de betekenis afleiden uit de context

Het woord zelfs gewoonweg uitgelegd wordt.

Bijvoorbeeld:
Hier vind je het percentage. Dat zijn jouw punten, maar dan op een schaal van 0 tot 100.



Slide 20 - Tekstslide

Strategie 1: 
de betekenis afleiden uit de context

Er een beschrijving volgt op het gebruik van het woord.

Bijvoorbeeld:
Ik ben allergisch voor huisstofmijten. Deze kleine, vervelende beestjes maken mijn leven zuur!



Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden om te oefenen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Strategie 2: 
de betekenis afleiden via de woordfamilie
Een woordfamilie is een verzameling van verschillende woordsoorten die van hetzelfde grondwoord afkomstig zijn. 

Bijvoorbeeld: 
Werkwoord: situeren 
Zelfstandig naamwoord: de situatie 
Bijvoeglijk naamwoord: situationeel

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeelden om te oefenen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Strategie 3: 
de betekenis afleiden via woordbouw


Misschien ken je al stukjes van het woord, waardoor je de betekenis kan afleiden! Dit kan een deel van een samenstelling zijn, maar ook een voor- of achtervoegsel.
Bijna alle zoogdieren zijn levendbarend --> Levend + barend = ze baren een levend jong.

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeelden om te oefenen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Strategie 4:
de betekenis afleiden via je voorkennis

Lijkt het onbekende woord misschien op een woord dat je kent uit een andere taal?

De comparatief --> to compare (Engels) = vergelijken

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeelden om te oefenen

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Strategie 4:
de betekenis afleiden via je voorkennis

Werkt geen van de voorgaande strategieën? Zoek het woord dan op in een digitaal of papieren woordenboek, zoals op www.vandale.nl.

Slide 34 - Tekstslide

Digitale Methode
6.4 Woordenschat: begrippen uit zaakvakken

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide