Schrijven 1.4

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten op jouw plek.



1
WELKOM!
2
 schrift
   Pen
chrome-book
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten op jouw plek.



1
WELKOM!
2
 schrift
   Pen
chrome-book

Slide 1 - Tekstslide

  1. 1. wat weet je al?
  2. 2. Zakelijke e-mail
  3. 3. Wat voor taal gebruik je?



Vandaag
huiswerk
Programma

Slide 2 - Tekstslide

  • Je kunt een zakelijke e-mail schrijven;
  • Je kent het verschil tussen formeel en informeel
     taalgebruik;
  • Je kunt formele taal gebruiken.
LESDOELEN

Slide 3 - Tekstslide

  1. Maak opdracht 1 en 2 in hoofdstuk 1.4. op het chromebook
  2. We bespreken deze opdracht na.
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Typ een voorbeeld van een woord dat je alleen (in e-mails) met vrienden gebruikt.

Slide 5 - Open vraag

  • Je kunt een zakelijke e-mail schrijven;
  • Je kent het verschil tussen formeel en informeel
     taalgebruik;
  • Je kunt formele taal gebruiken.
LESDOELEN

Slide 6 - Tekstslide

Pak de zakelijke mail uit je boek voor je.

Slide 7 - Tekstslide

Formuleren: opbouw 
Een zakelijke tekst is ingedeeld in alinea’s. Dat geldt ook voor een zakelijke brief (of zakelijke e-mail). Door goede alinea’s wordt de opbouw van je tekst duidelijk. Daarmee help je de lezer, zodat die de tekst beter kan begrijpen.
• Bespreek in elke alinea één deelonderwerp.
• Begin de alinea met de kernzin. Dat is de belangrijkste zin.
• Een nieuw deelonderwerp? Dan een nieuwe alinea!

Slide 8 - Tekstslide

Aant.  1.4 Formeel en informeel taalgebruik.

Een berichtje naar je ouders of vrienden gebruik je informeel taalgebruik: je schrijft je of jij en je schrijft vaak zoals je spreekt.

Formeel taalgebruik is wat je gebruikt bij zakelijke teksten of email.
Let dan op: 
  • gebruik nette woorden
  • spreek de ander met u aan
  • schrijf in hele zinnen

Slide 9 - Tekstslide

Hoi Bart,
Hoe gaat ie? Met mij goed.
Doei!
Kim
Welke twee antwoorden zijn goed??
A
Formeel
B
Informeel
C
Zakelijk
D
Persoonlijk

Slide 10 - Quizvraag

Formeel
Informeel
Telefoonnotitie
Sollicitatiebrief
Ansichtkaart
Bedankbrief
E-mail naar docent
E-mail naar je opa
Sms naar je baas
Appje naar je vader
Instagram
Verslag

Slide 11 - Sleepvraag

Wat schrijf je in een inleiding?
A
Wat je wil bereiken met je e-mail.
B
Zoveel mogelijk informatie.
C
Je schrijft nooit een inleiding.
D
Waarom je de e-mail schrijft.

Slide 12 - Quizvraag

Wat schrijf je in het slot?
A
Wat je wil bereiken.
B
Je stelt jezelf voor.
C
Je maakt een grap.

Slide 13 - Quizvraag

Zakelijke mail: telefoonverbod
Schrijf een zakelijke mail aan de directeur, meneer van de Mortel, over de telefoon thuis of in de kluis (wel of niet mee eens). 
Denk aan:
- de formele taal
- de indeling en opbouw alinea's 
Wanneer je het voor de toets inlevert, krijg je een halve punt extra. 

Slide 14 - Tekstslide

  • Ruim je je plek op?

  • We blijven zitten tot het einde van de les

  • Schuif je je stoel aan voordat  je het  lokaal verlaat

Tot ziens!
Huiswerk:
H1. 4- opdracht 3, 4 en 5a
op je chromebook


Slide 15 - Tekstslide