Wiederholung: Het geslacht van zelfstandige naamwoorden

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was weisst du noch? 
Wat weet je nog?

Slide 2 - Tekstslide

In het NL heb je 'de' en 'het'.
Welke lidwoorden heb je in het Duits?

Slide 3 - Open vraag

Het lidwoord ' der ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk

Slide 4 - Quizvraag

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 5 - Quizvraag

Het lidwoord ' das ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
vrouwelijk

Slide 6 - Quizvraag

Woorden die eindigen op een "-e" zijn meestal:
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 7 - Quizvraag

Als wij het lidwoord "het" gebruiken, vertaal je dat in het Duits meestal naar:
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 8 - Quizvraag

Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ur, -ei, -ik, -ion, -tät krijgen het lidwoord:
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 9 - Quizvraag

De namen van dagen, maanden, jaargetijden en windrichtingen krijgen het lidwoord
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 10 - Quizvraag

De getallen (Eins, Zwei, Drei ...) krijgen het lidwoord
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 11 - Quizvraag

Woorden die eindigen op -chen en -lein krijgen het lidwoord
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 12 - Quizvraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 13 - Quizvraag

Schau dir noch mal die Grammatik A an im Buch Kapitel 3
Kijk nog eens naar de grammatica A in je werkboek van hoofdstuk 3

en/of
bekijk het uitlegfilmpje Online Neue Kontakte of het video in deze LessonUp!-les.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Und nun du!
En nu jij!

Slide 16 - Tekstslide

DER (m)
DIE (v)
DAS (o)
DIE (mv)
Schule
Mädchen
Haus
Abend
Kuh
Kaninchen
Möglichkeit
Sommer
Kinder
Aufgaben

Slide 17 - Sleepvraag

Kind
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 18 - Quizvraag

Dienstag
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 19 - Quizvraag

... Übung
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 20 - Quizvraag

Klasse
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 21 - Quizvraag

Freundin
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 22 - Quizvraag

Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 23 - Quizvraag

Freiheit
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 24 - Quizvraag

... September
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 25 - Quizvraag

... Kater
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 26 - Quizvraag


... Restaurant
A
der
B
die
C
das
D
die - meervoud

Slide 27 - Quizvraag

Großeltern
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 28 - Quizvraag

Hoe ver ben ik nu na het oefenen?
A
Ik snap alles.
B
Ik snap het een beetje.
C
Ik snap het niet.

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

Slide 32 - Tekstslide