LvG4-Eng3-KB-Leesvaardigheid

 Leesvaardigheid tips & trics 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Leesvaardigheid tips & trics 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is skimmen?
A
De vraag lezen en het antwoord kiezen
B
raden wat het moeilijke woord zou kunnen betekenen
C
het eerst naar de tekst kijken zonder deze te lezen zodat je ong. weet waar de tekst over gaat
D
gericht zoeken naar de antwoorden op de vragen

Slide 2 - Quizvraag

SKIMMEN
Voordat je een tekst gaat lezen en de vragen gaat beantwoorden moet je eerst de tekst bekijken. 

Je leest de titel en de tussenkopjes. Je bekijkt de plaatjes en de bron. Je leest de eerste zin van de eerste alinea en laatste zin van de laatste alinea. 

Skimmen gebruik je vaak als er 1 vraag over de hele tekst gaat

Slide 3 - Tekstslide

Wat is scannen?
A
De vraag lezen en het antwoord kiezen
B
raden wat het moeilijke woord zou kunnen betekenen
C
het eerst naar de tekst kijken zonder deze te lezen zodat je ongeveer weet waar de tekst over gaat
D
gericht zoeken naar de antwoorden op de vragen

Slide 4 - Quizvraag

SCANNEN
Je moet zoeken naar bepaalde informatie. Als je dat gevonden hebt, hoef je de rest van de tekst niet te lezen. 

Bij vragen naar bepaalde informatie ga je scannen. Als de vraag bijvoorbeeld is hoeveel iets kost, dan ga je op zoek naar bedragen. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel kost het per dag om te parkeren? 

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel kost het per dag om te parkeren? 

Slide 7 - Tekstslide

Woordbetekenis raden

I'm very short, I can't reach the counter to pay... 
A
toonbank
B
etalage
C
tafel
D
garage

Slide 8 - Quizvraag

WOORDBETEKENIS
  • Probeer de betekenis te raden door de hele zin goed te lezen 
  • Kijk of het woord lijkt op een Nederlands woord  
  • Kijk of je een deel van het woord wel kent 
  • Denk na of je het woord echt nodig hebt om antwoord op de vraag te geven
  • Zo ja, zoek het op in een woordenboek 

Slide 9 - Tekstslide

Als je een Engels woord niet kent, ga je het meteen opzoeken in het woordenboek.

A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Deze vraag is een: ............
A
meerkeuzevraag
B
juist/onjuist vraag
C
gatentekst vraag
D
open vraag

Slide 11 - Quizvraag

Deze vraag is een: ............
A
meerkeuzevraag
B
juist/onjuist vraag
C
gatentekst vraag
D
open vraag

Slide 12 - Quizvraag

Deze vraag is een: ............
A
meerkeuzevraag
B
juist/onjuist vraag
C
gatentekst vraag
D
open vraag

Slide 13 - Quizvraag

Deze vraag is een: ............
A
meerkeuzevraag
B
juist/onjuist vraag
C
gatentekst vraag
D
open vraag

Slide 14 - Quizvraag

SOORTEN VRAGEN 
Meerkeuzevragen

  • Lees de vraag maar nog niet de antwoorden 
  •  Lees het deel van de tekst waar de vraag over gaat
  • Bedenk zelf wat het antwoord op de vraag is 
  • Lees de antwoorden door 
  • Kies het antwoord wat het beste bij jouw antwoord past 

Slide 15 - Tekstslide

SOORTEN VRAGEN 
Gatentekst 
  • Skim eerst de tekst, je weet dan waar het ongeveer over gaat 
  • Lees de zin voor en na de open plek 
  • Probeer eerst zelf te bedenken wat er zou kunnen staan 
  • Kies het antwoord wat het meest bij jouw antwoord past 
  • Controleer door de zin helemaal te lezen op dit woord er kan staan 

Slide 16 - Tekstslide

SOORTEN VRAGEN 
Juist/onjuist vragen

  • Lees de bewering goed door en lees dan het deel van de tekst  waar deze bewering over gaat 
  • Klopt de bewering helemaal met wat je gelezen hebt? Dan is hij juist 
  • Als er iets aan de bewering niet klopt met wat je gelezen hebt, dan is hij onjuist 
  • Let op: neem de cijfers over en schrijf erachter: juist/onjuist 

Slide 17 - Tekstslide

SOORTEN VRAGEN 
Open vragen 
  • Lees een open vraag altijd goed door en doe precies wat er van je gevraagd wordt 

  •  Antwoord altijd in het Nederlands als de vraag ook in het Nederlands wordt gesteld
  • Let op: beantwoord een open vraag altijd in het Nederlands 

Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan
  1. SKIMMEN: kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver, kopjes, etc. Wat weet je al van het onderwerp?
  2. SCANNEN: gericht zoeken naar het antwoord op de vraag: Lees de vraag. Begrijp je dit? Lees dan de alinea waar het antwoord staat goed door.
  3. WOORDEN RADEN: Probeer lastige woorden te begrijpen via de context; lees een stukje verder of terug.
  4. ELZA: Let op de eerste en laatste zin van de alinea. Daarin staat vaak de belangrijkste informatie. 
  5. INTENSIEF LEZEN: woord voor woord, regel voor regel lezen om het antwoord op een vraag te vinden.

Slide 19 - Tekstslide

SUCCES!!

Slide 20 - Tekstslide