2v werkwoorden vervoegen
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de stam van een werkwoord (in het Duits)?
A
de ik vorm
B
de hij vorm
C
het hele werkwoord -n
D
het hele werkwoord -en
Slide 2 - Quizvraag
Antwoord C kan ook kloppen voor een paar werkwoorden bv:
streicheln
tun
verbessern
Dus als het hele ww niet met -en eindigt maar met -n.
Hoe vervoeg je een (regelmatig) werkwoord?
A
stam
B
uitgang
C
stam + uitgang
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden bij gewone werkwoorden? Zet een streepje tussen de letters.
Slide 4 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden bij werkwoorden met stam op s-klank? Zet een streepje tussen de letters.
Slide 5 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden bij werkwoorden met stam op d of t? Zet een streepje tussen de letters.
Slide 6 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Vervoeg het werkwoord:
du ... (wohnen)
du ... (wohnen)
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vervoeg het werkwoord 'spielen': ihr.........
A
spielst
B
spielet
C
spielt
D
spield
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vervoeg het werkwoord:
er ... (melden)
er ... (melden)
A
meldst
B
meldt
C
melted
D
meldet
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vervoeg het werkwoord:
Sie (u) .......... (reisen)
Sie (u) .......... (reisen)
A
reizen
B
reisen
C
reist
D
reisd
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
herhaling: Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden? Zet een streepje tussen de letters.
Slide 11 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
herhaling: Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden bij werkwoorden met stam op s-klank? Zet een streepje tussen de letters.
Slide 12 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
herhaling: Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden bij werkwoorden met stam op d of t? Zet een streepje tussen de letters.
Slide 13 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Vervoeg het werkwoord 'finden': ihr.........
A
findt
B
findet
C
finde
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vervoeg het werkwoord 'machen':
Ich .........
Ich .........
A
mache
B
macht
C
machet
D
machst
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vervoeg het werkwoord 'heißen': du.........
A
heiße
B
heißst
C
heißt
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vervoeg het werkwoord 'arbeiten': er.........
A
arbeitet
B
arbeite
C
arbeitt
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het lesdoel:
- ik kan de werkwoorden vervoegen
- ik kan de werkwoorden vervoegen
A
Ik kan het én kan het aan iemand anders uitleggen.
B
Ik kan het bijna
C
Ik kan het (nog) niet en moet nog leren
D
Ik snap het nog helemaal niet
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Je kunt werkwoorden vervoegen die eindigen op een d-, t- of s-klank
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
