2v herhaling voor gpw nr.1

2v Wiederholung gpw nr.1

Und? Was weißt du noch?

Hoe vorm je het voltooid deelwoord?
(Nederlands: bijvoobeeld: gespeeld)

Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden bij gewone werkwoorden? Zet een streepje tussen de letters.
Denk aan het woordje "spielen"

Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden bij werkwoorden met stam op s-klank? Zet een streepje tussen de letters.
Denk aan het woordje "heißen"

Hoe heet het woordje waarmee je de uitgang kunt onthouden bij werkwoorden met stam op d of t? Zet een streepje tussen de letters.
Denk aan het woordje "antworten"

Vervoeg het werkwoord:
du ... (sein sein)

1. bist gewezen
2. bist geweest
3. bin gewesen
4. bist gewesen

Vervoeg het werkwoord:
er ... (melden)

1. meldst
2. meldt
3. melted
4. meldet

Vervoeg het werkwoord:
du .......... (reisen)

1. reizen
2. reisen
3. reist
4. reisd

Vervoeg het werkwoord 'finden': ihr.........

1. findt
2. findet
3. finde
4. vindet

Vervoeg het werkwoord 'habe': er ......... (haben haben)

1. habt gehat
2. hat gehabt
3. habt gehabt
4. hast gehabt

Vervoeg het werkwoord 'arbeiten': er.........

1. arbeitet
2. arbeite
3. arbeitt

ken jij het rijtje van "haben"? schrijf het zo snel mogelijk op incl. voltooid deelwoord.

Vervoeg het werkwoord 'spielen': ihr.........

1. habt gespielst
2. hast gespielt
3. habt gespielt
4. hat gespield

ken jij het rijtje van "sein"? schrijf het zo snel mogelijk op incl. voltooid deelwoord.

Het lesdoel:
- ik kan de werkwoorden vervoegen

1. ik ken de uitgangen heel goed
2. ik moet haben en sein nog oefenen
3. Ik kan het (nog) niet en moet nog leren
4. Ik vergeet de uitgangen altijd

bezittelijke voornaamwoorden en het onbepaalde lidwoord (de ein-Gruppe)

Reminder!

meine Mutter; meine Großeltern

eine Frau; keine Freunde

mein Bruder, mein Haus

ein Mann; ein Haus

Pak je boek!

Pak de woordenlijst Kapitel 1, Lektion 3, 4, 5, 6 erbij. (p.49-51)

vertaal: zijn tandarts heeft

vertaal: haar geboortedatum

vertaal: jullie vwo-eindexamen is

vertaal: jouw taal

vertaal: hun grootouders hebben

vertaal: jullie zus heeft

vertaal: zijn broers zijn

Het lesdoel:
- ik kan de bezittelijke voornaamwoorden vertalen
- ik weet wanneer er een "e" achter komt.

1. makkie
2. ik moet de vertaling nog beter leren
3. ik begrijp nog niet wanneer er een "e" achter komt
4. B en C

Hoe snel kun je de bez.voornaamwoorden vertalen? (mijn, jou, zijn/haar, ons, jullie, hun/uw)

getallen

maak sommen (schrijf het getal hierbij ook op)

Doel: moeilijke getallen herhalen

Wat komt er allemaal op je spiekbrief te staan?

Vul nu de spiekbrief zo in, zoals je hem ook tijdens de toets wilt invullen.

Wat zal er straks op je spiekbrief staan? Maak een foto van je spiekbrief.

Deze herhaling was voor mij

1. niet zinvol
2. een beetje zinvol
3. zinvol
4. heel zinvol