3.7 bedrijvende en lijdende zin

Grammatica 3.7 
Welkom 
Fijn dat je er bent!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 3.7 
Welkom 
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Tekstslide

Doelen (de dikgedrukte doelen oefenen we deze les)


Ik kan een lijdende vorm herkennen en gebruiken

Ik kan een bedrijvende vorm herkennen en gebruiken.


Ik laat zien dat ik de doelen beheers door: 

De oefeningen te maken die bij het huiswerk horen. 

Door test jezelf als toetsje in de les te maken.

Door de toets spelling grammatica H 3 met een voldoende af te sluiten

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een bedrijvende of een lijdende zin?

Slide 3 - Open vraag

wat is het verschil?

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Joost ruimt de schuur op.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 6 - Quizvraag

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Onze rector werd door mijn vader opgebeld.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 7 - Quizvraag

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

De rechercheur heeft de verdachten ondervraagd.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 8 - Quizvraag

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

De krant is door de jongen gebracht.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 9 - Quizvraag

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Hij zal waarschijnlijk de iPhone X kopen.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 10 - Quizvraag

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Mijn jas is meegenomen door mijn vriendin.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 11 - Quizvraag

Hoe maak je van een bedrijvende zin een lijdende zin?
Je kunt er een door-bepaling bij zetten

Je zet een vorm van hebben of zijn in de zin.

Slide 12 - Tekstslide

oefenen...
Mijn dochter zoekt een kamer in Utrecht. (bedrijvende zin)

door-bepaling:
Een kamer in Utrecht wordt gezocht door mijn dochter. (lijdende zin)

Slide 13 - Tekstslide

oefenen...
Ze brengen de bank morgen.(bedrijvende vorm)

door-bepaling:
Morgen wordt de bank gebracht (door...)(lijdende zin)

Slide 14 - Tekstslide

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Ina ontvangt een prijs.

Slide 15 - Open vraag

Is de opdracht nu goed nagekeken door de docent?
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 16 - Quizvraag

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Is de opdracht nu goed nagekeken door de docent?

Slide 17 - Open vraag

Het jurkje wordt door Simone gekocht.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 18 - Quizvraag

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Het jurkje wordt door Simone gekocht.

Slide 19 - Open vraag

De man koopt een scheerapparaat.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 20 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
De man koopt een scheerapparaat.

Slide 21 - Open vraag

De dressuuroefening wordt door Ina goed uitgevoerd.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 22 - Quizvraag

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
De dressuuroefening wordt door Ina goed uitgevoerd.

Slide 23 - Open vraag

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 24 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.

Slide 25 - Open vraag

Het dienstmeisje verschoont de lakens.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 26 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Het dienstmeisje verschoont de lakens.

Slide 27 - Open vraag

Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 28 - Quizvraag

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.

Slide 29 - Open vraag

Doelen (de dikgedrukte doelen oefenen we deze les)

Ik leer wat het meewerkend voorwerp is en hoe je dat vindt.

Ik herhaal: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en 

lijdend voorwerp

Ik kan een lijdende vorm herkennen en gebruiken

Ik kan een bedrijvende vorm herkennen en gebruiken.


Ik laat zien dat ik de doelen beheers door: 

De oefeningen te maken die bij het huiswerk horen. 

Door test jezelf als toetsje in de les te maken.

Door de toets spelling grammatica H 3 met een voldoende af te sluiten

Slide 30 - Tekstslide

Ik laat zien dat ik de doelen beheers door:

De oefeningen te maken die bij het huiswerk horen. 
3.7: ontleden en meewerkend voorwerp: 1 t/m 8
3.7: bedrijvend en lijdende vorm: 9,10,11a,12a, 13,16,17. 
Test jezelf in de les

Slide 31 - Tekstslide