NN7 §3 formuleren

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom h2

• tien minuten lezen: "iedereen krijgt klappen"
• herhalen §2: variëren in woordgebruik
• herhalen theorie §3: variëren in zinsopbouw
• huiswerk bespreken
• Opdrachten maken 

variëren in woordgebruik

• Gebruik synoniemen. 

• Gebruik woorden die ongeveer hetzelfde betekenen: hondjes – viervoeters – beestjes.

• Gebruik verwijswoorden, zoals die, dat, hij, hem, het, zij, ze , haar, hen, hun, er, daar.

• Laat het herhaalde woord zo mogelijk weg.

synoniemen

Geef een synoniem voor:

- klas

- leraar

- auto

Zinsstructuren

OPA, POA, APO, PA?

Verschillende structuren

O = onderwerp

P = persoonsvorm

A = ander zinsdeel (LV, MV, BWB etc.)

Opdracht 1: welke structuur?

1. Iedere ochtend moet ik van mijn moeder een boterham eten.  

2. Eerst moet ik er eentje met kaas en dan pas mag ik zoet. 

3. Heb jij ook zo'n moeder?

4. Ik heb 's ochtend niet eens zin in brood.

5. Geef mij maar een pannenkoek!

Huiswerk nakijken

Paragraaf 2:

Opdracht 1 en 3

Bladzijde 236

Paragraaf 3:

Opdracht 1 t/m 4 formuleren.

Bladzijde 238

Opdracht : zelf schrijven

1. Maak zelf vier zinnen met de structuur OPA.

Er mag maar één zin met 'ik' beginnen.

Het moet gaan over het uitstapje naar Den Bosch.

Laat de zinnen controleren door degene die naast je zit.

Opdracht : zelf schrijven

2.  Maak van de  vier zinnen met de structuur OPA zinnen met de structuur APO (als het moet, mag je een of twee woorden toevoegen).

Opdracht : zelf schrijven

1. Maak zelf vier zinnen met de structuur OPA

2Verander  die  vier zinnen in  de structuur APO (als het moet, mag je een of twee woorden toevoegen)

3. Welke zinnen zou je nu met elkaar kunnen verbinden?

Maak de verbinding tussen de zinnen met een voegwoord 

Is het nodig om de structuur te veranderen?

Opdracht 7: schrijf een tekst

Schrijf een tekst van +- 60 woorden 

Laat zien dat je de structuren OPA en APO (en POA) afwisselt

Laat zien dat je ook een keer PA gebruikt.

Wissel je tekst met iemand uit en onderstreep de persoonsvormen. Check of bovenstaande is gedaan.

Een paar algemene punten

• Als je een tekst schrijft, begin je je zin altijd met een hoofdletter.
• Let op de komma's tussen persoonsvormen
• Wissel voldoende af. Let er actief op!

De opdracht

Maak een lijst met zaken waar je op moet letten als je een tekst schrijft. Probeer zo volledig mogelijk te zijn. 

Huiswerkopdracht

Schrijf een tekst van 100 tot 120 woorden.

Je schrijft op papier.

De tekst moet twee alinea's hebben.

Je wilt de directeur van de school zijn. Er zijn twee dingen die je gaat veranderen als het zover is,  Schrijf beide veranderingen in een aparte alinea.

Denk aan de lijst met zaken waar we op moeten letten als we schrijven. Zorg ervoor dat je zo goed mogelijk schrijft.

Een aantal punten

• Als je iets schrijft over jou en jouw vrienden schrijf je dat zo:

'Mijn vrienden en ik gingen zwemmen'. Je schrijft eerst de ander, dan de 'ik'.

• Voor het voegwoord komt een komma. 

'Ik ga vandaag vroeg naar bed, omdat ik morgen vroeg op moet.'

• Plaats een komaa tussen 2 pv's.

' Toen ik jong was, speelde ik altijd buiten.'

• Wanneer je schrijft, begin je een zin altijd met een hoofdletter.

'Morgen ga ik lekker zwemmen met mijn vrienden. Daar heb ik heel erg veel zin in. We gaan om 10 uur naar het zwembad.'

• Begin niet elke zin met Toen. 

Nog een aantal punten

• Niet zo vaak beginnen met 'toen'. Wissel het af.
• Zinnen beginnen niet met 'dus'. Dat is een voegwoord.
• Zinnen beginnen (bijna)  nooit  met 'maar'. 
• 'Me' is geen woord. Mij en mijn wel.

Waar let je nog meer op?

• Punten en komma's (interpunctie)
• Algemene spelling
• Werkwoordspelling
• Zinsstructuren afwisselen (opa en apo)
• Samengestelde zinnen en enkelvoudige zinnen met elkaar afwisselen
• Woorden met elkaar afwisselen (niet steeds toen of en)
• Samenhang in hele tekst/per alinea