Leestekens: komma

Leestekens: komma
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leestekens: komma

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je komma's op de juiste manier gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen leestekens
Welke leestekens kennen we?

Wanneer gebruiken we die leestekens?

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens
Punt: aan het eind van een gewone zin .
Uitroepteken: bij een zin waar je nadruk oplegt !
Vraagteken: bij een vraagzin ?
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je komma's
In een zin met 2 persoonsvormen naast elkaar.
Toen de bel ging, blafte de hond hard
Tussen de delen van een opsomming.
Ik kocht een nieuwe trui, broek, schoenen en een jas.
Voor voegwoorden zoals, nadat, omdat, maar
Ik ga graag op de fiets, want ik ben graag buiten.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom gebruiken we leestekens?
A
om een tekst langer te maken
B
om een tekst beter leesbaar te maken

Slide 6 - Quizvraag

Waar zet je komma's in een zin?
A
tussen 2 persoonsvormen naast elkaar
B
voor voegwoorden
C
tussen delen van opsommingen
D
bij a, b en c

Slide 7 - Quizvraag

Waar hoort de komma?
Mijn moeder komt later want ze haalt het niet.
A
voor later
B
voor want
C
voor komt
D
voor haalt

Slide 8 - Quizvraag

Waar komt de komma?
Ik hou niet van spruitjes andijvie sla en peentjes.
A
tussen spruitjes andijvie sla
B
tussen spruitjes en andijvie
C
na hou
D
tussen andijvie en sla

Slide 9 - Quizvraag

Waar komt de komma?
Toen het regende werd ik met de auto opgehaald.
A
tussen toen en het
B
tussen auto en opgehaald
C
tussen regende en werd
D
tussen werd en ik

Slide 10 - Quizvraag

Waar komt de komma?
Ik werd opgehaald want mijn fiets is kapot.
A
voor mijn fiets
B
voor opgehaald
C
na want
D
voor want

Slide 11 - Quizvraag

Waar komt de komma?
Mijn broer eet graag pasta sla vlees en ijs.
A
na mijn broer
B
tussen pasta sla vlees
C
na eet
D
tussen sla en vlees

Slide 12 - Quizvraag

Waar komt de komma?
Ik ga graag naar Spanje omdat het daar lekker warm is.
A
na graag
B
na ga
C
voor omdat
D
na daar

Slide 13 - Quizvraag

Wat heb ik geleerd?
Waarom gebruiken we leestekens
Welke leestekens zijn er
Wanneer gebruik ik komma's

Slide 14 - Tekstslide