Staal pronkstukken toetsvragen
1 / 38
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een ander woord voor tentoonstelling?
A
de collectie
B
de expositie
C
de impressie
D
de catalogus
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor het voorwerp?
A
het eigendom
B
de rage
C
de galerie
D
het object
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor de toelichting?
A
het detail
B
de uitleg
C
het kenmerk
D
de passie
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een vitrinekast?
A
Een glazen kast om iets tentoon te stellen.
B
Een kast die je heel goed af kunt sluiten.
C
Een glazen kast om medicijnen te bewaren.
D
Een kast om glazen voorwerpen in te bewaren.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een galerie?
A
De plek waar de verzamelaars samenkomen.
B
Het pronkstuk van een kunstenaar.
C
De ruimte waar je kunst kunt bekijken en kopen.
D
De plek waar je de details kunt bestuderen.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een origineel exemplaar?
A
Het oorspronkelijke exemplaar.
B
Een nagemaakt exemplaar.
C
Een voorwerp dat gebroken is.
D
Een exemplaar dat van niemand is.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het kenmerk?
A
De eigenschap waaraan je iets of iemand herkent.
B
De indruk die je van iets of iemand hebt.
C
De toelichting in een catalogus.
D
Datgene waaraan je niet herkend wordt.
Slide 9 - Quizvraag
Als je iets met passie doet, doe je het...
A
Met veel liefde.
B
Met heel veel tegenzin.
C
Totdat het klaar is.
D
Alleen omdat je er geld mee verdient.
Slide 10 - Quizvraag
Als je kunst een boeiend onderwerp vindt...
A
Vind ej het eigenlijk heel saai.
B
Wil je er verder niets over leren.
C
Vind je het interessant.
D
Wil je dat het allemaal snel afgelopen is.
Slide 11 - Quizvraag
Met de schoonheid van iets, bedoel je...
A
De manier waarop het tentoongesteld is.
B
Hoe goed het gewassen is.
C
Wat er zo mooi aan iets is.
D
Dat een kunstenaar het maakte.
Slide 12 - Quizvraag
Als je een expositie samenstelt, ...
A
Berg je alle voorwerpen zorgvuldig op.
B
Zorg je dat de kunstenaar een pronkstuk maakt.
C
Bekijk je de voorwerpen in de catalogus.
D
Maak je een geheel van verschillende voorwerpen.
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Luister naar juf voor het woord
Woord 1
Woord 1
Slide 15 - Open vraag
Luister naar juf voor het woord
Woord 2
Woord 2
Slide 16 - Open vraag
Luister naar juf voor het woord
Woord 3
Woord 3
Slide 17 - Open vraag
Luister naar juf voor het woord
Woord 4
Woord 4
Slide 18 - Open vraag
Luister naar juf voor het woord
Woord 5
Woord 5
Slide 19 - Open vraag
Luister naar juf voor het woord
Woord 6
Woord 6
Slide 20 - Open vraag
Luister naar juf voor de zin
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Als je een voorwerp goed wilt bestuderen, ...
A
Wil je er veel over leren.
B
Wil je er niets meer over weten.
C
Wil je het ergens uitstallen.
D
Wil je het exposeren.
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent het exemplaar?
A
Een voorwerp waar er nog meer van zijn.
B
Een onderdeel van een voorwerp.
C
Een voorwerp dat erg waardevol is.
D
Een eigenschap van een kunstenaar.
Slide 24 - Quizvraag
Wat betekent het uniek?
A
Iets war korte tijd erg in de mode is.
B
Iets bijzonders waar er maar één van is.
C
Als er eindeloos veel van iets is.
D
Als bijna iedereen een exemplaar heeft.
Slide 25 - Quizvraag
Wat betekent de impressie?
A
de film
B
het verhaal
C
de uitleg
D
de indruk
Slide 26 - Quizvraag
Waar gaat het bij de liefhebberij vooral om?
A
Dat het je beroep is.
B
Dat het kostbaar is.
C
Dat je het graag doet.
D
Dat het een rage is.
Slide 27 - Quizvraag
Waar gaat het bij gewild zijn vooral om?
A
Dat bijna iedereen het al heeft.
B
Dat het nieuws is, van deze tijd.
C
Dat mensen het graag willen hebben.
D
Dat er niets ontbreekt.
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Wat is de verleden tijd van:
Jaap verkiest
Jaap verkiest
Slide 30 - Open vraag
Wat is de voltooide tijd van:
Jaap verkiest
Jaap verkiest
Slide 31 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van:
Jullie verdenken
Jullie verdenken
Slide 32 - Open vraag
Wat is de voltooide tijd van:
Jullie verdenken
Jullie verdenken
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Tekstslide
In welke categorieën kun je bijvoorbeeld een verzameling postzegels verdelen?
A
De gestempelde postzegels en de kaarten.
B
De postzegels van dieren en die van bloemen.
C
De ongestempelde zegels en de ansichtkaarten.
D
De briefkaarten en de postzegels uit Finland.
Slide 35 - Quizvraag
Je hebt een verzameling boeken. JE kiest er een aantal uit die vooral spannend zijn. Wat is de beste naam?
A
De sprookjes
B
De kinderboeken
C
De meisjesboeken
D
Het gevaar en het avontuur
Slide 36 - Quizvraag
Je hebt een grote verzameling schelpen. Je vond ze allemaal in Nederland. Wat is de beste naam?
A
Uit Nederland
B
De Nederlandse schelpen
C
De schelpen uit zee
D
Mijn verzameling
Slide 37 - Quizvraag
In een catalogus staat: De duurste zegel ooit! Welke foto past daarbij?
A
Een foto van een exemplaar.
B
Een foto van een verzamelaar.
C
Een foto van een ring.
D
Een foto van een postzegel.
