Medicatiegroepen


Medicatiegroepen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
SchoolapotheekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Medicatiegroepen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het leeft onder de grond en het heeft nooit hoofdpijn:

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Diclofenac

Slide 3 - Woordweb

Wat kun je vertellen over diclofenac? 
Wat is de werking?
In welke groep zit diclofenac?

Betablokker

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welk medicijn hoort niet in de groep diureticum?
A
hydrochloorthiazide
B
furosemide
C
triamtereen
D
allopurinol

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke groep zitten oxazepam en temazepam?
A
biguaniden
B
tetracyclinen
C
benzodiazepines
D
statinen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 antihistaminica

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

proton
pomp
remmer
cortico
steroïd
trobocytenaggregatieremmer
omeprazol
budesonide
carbasalaat
triamcinolon
pantoprazol
fluticason

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onder welke groep valt azitromycine?
A
chinolonen
B
tetracyclines
C
penicillines
D
macroliden

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Salbutamol is een kortwerkende luchtwegverwijder en is een:
A
sympaticomimeticum
B
corticosteroid
C
parasympaticolyticum
D
SAMA

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest voorkomende bijwerking van een ICS?

Slide 11 - Open vraag

heesheid, keelpijn, schimmelinfectie
Mebendazol wordt oraal ingenomen.
Wat is de biologische beschikbaarheid?
A
100%
B
50%
C
25%
D
0%

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 verschillende overgangsklachten

Slide 13 - Open vraag

droge vagina, opvliegers, nachtelijk zweten
emolientia
mucolytica
hoestprikkeldempende stoffen
tijmpreparaten
broomhexine
noscapine

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 "voedingsmiddelen" geven een interactie met geneesmiddelen?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderstaand geneesmiddel behoort tot de antipsychotica?
A
levodopa
B
quetiapine
C
paroxetine
D
atomoxetine

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk geneesmiddel wordt gebruikt bij een preventieve behandeling?
A
xylometazoline
B
insuline
C
mefloquine
D
flucloxaciline

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tot welke groep behoort latanoprost?
A
koolzuuranhydraseremmers
B
betablokker
C
sympaticomimeticum
D
prostaglandine analogon

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke vitamine behoort thiamine
A
vitamine A
B
vitamine B
C
vitamine C
D
vitamine E

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit middel vermindert de hunkering naar alcohol en bevordert geheelonthouding
A
disulfiram
B
acamprosaat
C
bupropion
D
methadon

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ziekte van Hashimoto

Slide 21 - Woordweb

bij hypothyreoidie
solifenacine en mirabegron worden gebuikt bij
A
inspanningsincontinentie
B
druppel- of overloopincontinentie
C
aandrang- of urge-incontinentie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke medicatie kan als profylaxe van migraine worden gebruikt?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot welke groep behoort:  

Slide 25 - Tekstslide

tar
Oedeem en overmatig blozen komt vaak voor bij:
A
calciumantagonisten
B
betablokkers
C
ace-remmers
D
diuretica

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk geneesmiddel behoort tot de sulfonureumderivaten?
A
dapagliflozine
B
pioglitazon
C
liraglutide
D
gliclazide

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

anti
coagulantia
trombocytenaggregatie
remmers
DOAC's
trombolytica
nadroparine
acenocoumarol
acetylsalicylzuur
apixaban
alteplase

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke aandoening worden nitraten vaak gebruikt?
A
hypertensie
B
hartritmestoornissen
C
angina pectoris
D
eczeem

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: IA Lithium - NSAID's: Diclofenac remt de doorbloeding van de nieren. Daardoor daalt de bloedspiegel van lithium

Stelling 2: IA Fenytoïne - VKA's: Fenytoïne induceert een leverenzym. Dit enzym breekt acenocoumarol af. Fenytoïne zorgt voor een verminderde werking van acenocoumarol
A
stelling 1 en 2 zijn juist
B
stelling 1 en 2 zijn onjuist
C
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies