Oefentoets H7 + 8 antwoorden

Oefentoets hoofdstuk 7 + 8 economie kader 3 antwoorden
T.boertien@ooz.nl
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets hoofdstuk 7 + 8 economie kader 3 antwoorden
T.boertien@ooz.nl

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1
  • Welk kenmerk stimuleert de economische groei van een land?

  • D. Investeren in machines en automatisering

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 2
  • Een stijging in procenten: (Nieuw - oud) : oud x 100%
  • (€ 25.500 - € 23.000) : € 23.000 x 100% = 10,9%

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 3
  • Welke van de onderstaande kenmerken horen bij economische krimp?

  • - Oorlog
  • - Faillissement meerderde bedrijven

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 4 
  • 169.000 - 153.000 = 16.000 mensen meer
  • 244.000 - 157.000 = 87.000 mensen meer

  • 16.000 + 87.000 = 103.000 mensen meer

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 5
  • Welke gevolgen heeft economische groei voor het milieu?

  • meer vervuiling van water, lucht en bodem.. En meer afval..

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 6
  • Noem een maatregel waardoor de overheid de CO2-uitstoot kan verminderen?

  • v.b. : Subsidie verlenen op milieuvriendelijken duurzame producten, openbaar vervoer stimuleren, infrastructuur verbeteren enz.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 7
  • Kies wie uiteindelijk de rekening van deze maatschappelijke kosten betaalt. 

  • a. de belastingbetalers

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 8
  • Gaan de maatschappelijke kosten omhoog of omlaag door deze investering?

  • Omlaag, want het gevolg van minder uitstoot is dat er ook minder milieuschade is.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 9
  • Wat zijn biologische producten?

  • Dier- en milieuvriendelijke productie zonder gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 10
  • Met hoeveel procent is het hectare grondgebruik voor biologische landbouw toegenomen tussen 2003 en 2013?

  • Stijging in % = (Nieuw - oud) : oud x 100%
  • (49,4- 37,4) : 37,4 x 100% = 32,1%

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 11
  • Waarom is de aankoop van tweedehandsgoederen een voorbeeld van duurzaam consumeren?

  • Hergebruik van spullen leidt tot minder grondstofverbruik en minder afval. Dat is goed voor het milieu.

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 12
  • In Nederland produceren wij per persoon bijna 490 kilo afval per jaar. Ongeveer 19% van deze afval bestaat uit plastic afval. Hoeveel kg plastic afval produceert een gezin van vier personen?

  • 490 kg x 4 personen = 1960 kg
  • 1960 kg : 100 x 19 = 372,4 kg

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 13
  • Waarom is het vervuilde water een internationaal probleem?

  • Als Duitsland het water niet zuivert, krijgt Nederland te maken met een vervuild milieu.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 14
  • Economisch rijden heeft voordelen. Noem een voordeel voor de consument en een voordeel voor de samenleving.

  • Voor consumenten: de energiekosten zijn lager. Voor de samenleving: er is minder luchtvervuiling.

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 15
  • Noem twee arbeidsmotieven die Mohammed zou kunnen hebben.

  • Bijv.: geld verdienen, samenwerken met anderen, bezig zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 16
  • In de proeftijd kan de uitgeverij Mohammed elk moment ontslaan (bijvoorbeeld als hij zijn werk niet goed doet)

  • of

  • In de proeftijd kan Mohammed elk moment ontslag nemen (bijvoorbeeld als het werk hem niet bevalt).

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 17
  • Mogen de uitgeverij en Mohammed afspraken maken die afwijken van de cao?

  • a. Ja, als de afspraken een verbetering zijn voor Mohammed

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 18
  • Noem twee andere sectoren.

  • Bijv.: primaire sector, secundaire sector, kwartaire sector


Slide 19 - Tekstslide

Vraag 19
  • Waar kan hij de informatie opvragen?

  • bij de personeelsafdeling van de uitgeverij en bij de vakbond

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 20
  • Wat kan, naast de hoogte van het loon, nog meer in een cao geregeld worden?

  • C. het aantal vakantiedagen

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 21
  • Noem één voordeel voor de werkgevers als hun werknemers vóór hun 67e kunnen stoppen met werken.

  • Bijv.: Dan hebben ze minder oudere werknemers. Die kunnen minder productief zijn of vaker ziek zijn.

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 22
  • Hoogte inkomen: 

  • € 1.950 + € 50 = € 2.000 vanaf 1 mei 2014
  • Per 1 januari 2015: € 2.000 + (€ 2.000 : 100 x 2) = € 2.040

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 23
  • Hoeveel reisuren krijgt Eduard per dag uitbetaald?

  • C. 2

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 24
  • Ze krijgt in totaal € 8,47 en per uur € 1,88. Dat is dus € 8,47 : € 1,88 = 4,5 uur.

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 25
  • Hoeveel zou Shania per week extra moeten verdienen om uit te komen op het minimumloon? 

  • Ze zou dan 4,5 uur werken en per uur € 2,98 verdienen. Dit is in totaal 4,5 x € 2,98 = € 13,41. Dit is € 13,41 - € 8,47 = € 4,94.

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 26
  • Wanneer is dit arbeidsintensieve productie?

  • Als het werk voornamelijk met de hand wordt gedaan.

Slide 27 - Tekstslide