Herhalen stof P2

Herhalen stof P2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Herhalen stof P2

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdeelstukken

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling (bijv.bep)
Sommige zinsdelen bestaan uit woordgroepen. Bijvoorbeeld: De mooie kaars staat op de kast.

De bijvoeglijke bepaling zegt iets over de kern van deze woordgroep, dus mooie -> kaars. Het zinsdeelstuk is de bijv. bep.

De bijvoeglijke bepaling kan voor het kernwoord staan, maar ook erna: 
De controle van de griepprik



Slide 3 - Tekstslide

Wat is de bijv.bep in de volgende zin?
De antieke vaas ligt op zolder.
A
De antieke vaas
B
de
C
antieke
D
vaas

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de bijv.bep in de volgende zin:
Ik ben met de zeer moeilijke opleiding gestopt.
A
zeer moeilijke
B
moeilijke
C
zeer moeilijke opleiding
D
moeilijke opleiding

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de bijv.bep in de volgende zin?
De gezondheid van de mensen wordt gecontroleerd.
A
De gezondheid
B
van de mensen
C
De gezondheid van de mensen
D
De mensen

Slide 6 - Quizvraag

Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling (obwb)
Als je de bijvoeglijke bepaling hebt, kan je nog verder inzoomen: de obwb.

De obwb zegt iets over de kernwoorden die geen zelfstandig naamwoord of voornaamwoord (hij, jij, wij) zijn. 
Bijvoorbeeld: zij is heel behulpzaam, heel -> behulpzaam.

De obwb kan ook in een bijvoeglijke bepaling staan. Bijvoorbeeld: de erg mooie kaars, erg mooie -> kaars = bijv.bep, erg -> mooie = obwb

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de obwb in de volgende zin:
Ik ben met de zeer moeilijke opleiding gestopt.
A
zeer moeilijke
B
moeilijke
C
zeer
D
zeer moeilijke opleiding

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de obwb van de volgende zin:
Marianne was heel sterk.
A
Marianne
B
was
C
heel
D
sterk

Slide 9 - Quizvraag

Bijstelling
Staat vaak tussen komma’s of tussen een komma en het einde van de zin.


Gaat over hetzelfde object als het woord ervoor, maar geeft extra informatie.

Bijvoorbeeld: Ik ga graag naar Artis, de Amsterdamse dierentuin.
                                                Bijst = de Amsterdamse dierentuin
  Met mijn lieve hond, Spooky, ga ik graag wandelen. Bijst. = Spooky


Slide 10 - Tekstslide

Wat is de bijstelling?
Op de Klimboom, een basisschool, hebben ze een voorleeswedstrijd.
A
de Klimboom
B
een basisschool
C
ze
D
een voorleeswedstrijd

Slide 11 - Quizvraag

Gezegde/lijd.vw. bij wed.ww
Wederkerend werkwoord (wed.vnw) hoort het vnw. bij het gezegde:

Hij schaamt zich voor zijn gedrag van gisteren. 
Hij scheert zich sinds zijn vijftiende levensjaar.

Slide 12 - Tekstslide

Wederkerend/wederkerig
Wederkerig: elkaar (elkander, mekaar)
Wederkerend: alle voornaamwoorden die weder keren.

....vervangen door hij of hem = pers. vnw
....vervangen door zijn = bez. vnw


Kun je je voorstellen dat je zusje de hoofdrol krijgt?



Slide 13 - Tekstslide