Signaalwoorden oefenen

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Signaalwoorden
.In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. 
Ze vertellen op welke manier twee stukken bij elkaar horen.

Ik luister muziek.  Waarom? Ik word er vrolijk van.
Je gebruikt het signaalwoord voor een reden.
Ik luister muziek, omdat ik daar vrolijk van word.

Slide 2 - Tekstslide

Ik houd van dropjes. Ik houd van zoet.
Waarom? (reden)

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de delen aan elkaar te plakken? (De woordvolgorde mag veranderen.)
A
daarentegen
B
terwijl
C
omdat
D
vervolgens

Slide 3 - Quizvraag

Ik kwam te laat op school. De brug stond open.
Waardoor kwam dat? (reden)

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de delen aan elkaar te plakken? (De woordvolgorde mag veranderen.)
A
terwijl
B
bijvoorbeeld
C
toch
D
doordat

Slide 4 - Quizvraag

Ik heb veel hobby's.
Noem eens een voorbeeld?
Ik houd van lezen.
A
zoals
B
daarom
C
echter
D
vanwege

Slide 5 - Quizvraag

De oude vrouw ging rare dingen doen.
Noem eens een voorbeeld?
Zij schreef vieze woorden op het raam.
A
daarom
B
ten eerste
C
immers
D
ter illustratie

Slide 6 - Quizvraag

Ik heb nog veel dingen te doen vandaag.
Noem eens een paar dingen?
[...] moet ik nog lessen voorbereiden, daarna de hond uitlaten en tenslotte nog sporten.
A
allereerst
B
toch
C
integendeel
D
vanwege

Slide 7 - Quizvraag

De jongen had zich niet aan de regels gehouden.
Wat had hij dan gedaan?
Hij kwam te laat, wilde zijn telefoon niet opruimen en had [ ] geen huiswerk gemaakt.
A
want
B
maar
C
toch
D
bovendien

Slide 8 - Quizvraag

Ik vind rood een mooie kleur.
Ik draag vandaag blauw.
(signaalwoord van een tegenstelling)
A
toch
B
zoals
C
vanwege
D
ook

Slide 9 - Quizvraag

Ik ga graag om met lange mensen.
Er woont in mijn logeerkamer een kabouter. (tegenstelling)
A
integendeel
B
ter illustratie
C
toch
D
zo

Slide 10 - Quizvraag

Het tekstdoel van een krantenartikel is meestal…
A
Vermaken
B
Instrueren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 11 - Quizvraag

Het tekstdoel van een spannend boek is…
A
Informeren
B
Instrueren
C
Vermaken
D
Overtuigen

Slide 12 - Quizvraag

Het tekstdoel van een gebruiksaanwijzing is…
A
Informeren
B
Instrueren
C
Vermaken
D
Overtuigen

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin geeft een voorwaarde aan?
A
Wij hebben honger.
B
Als je komt, gaan we.
C
Het is koud.
D
Indien het regent.

Slide 14 - Quizvraag

Tekstverband = reden
Tekstverband = tegenstelling
Signaalwoord:         want
Signaalwoord
    omdat
Signaalwoord:
      echter
Signaalwoord:
    maar

Slide 15 - Sleepvraag

Signaalwoord 
       tijd
Signaalwoord  
conclusie
Signaalwoord
doel-middel
Intussen
Daarmee
Dus
Daarna
Tijdens 
Daartoe
Met de bedoeling 
Vandaar

Slide 16 - Sleepvraag

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 17 - Sleepvraag

Signaalwoord
Geen signaalwoord

maar

   aan

worden 


 want

Hoewel

  slecht

Slide 18 - Sleepvraag

Ik ga natuurlijk een voldoende halen voor mijn toets!
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll