5.1 Woonplaats en werkplaats

STEDEN EN STATEN




Woonplaats en werkplaats
PARAGRAAF 5.1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

STEDEN EN STATEN




Woonplaats en werkplaats
PARAGRAAF 5.1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
voor dinsdag 23 mei, 4e uur
  • Lezen informatieboek: blz. 72 en 73 van paragraaf 5.1 
  • Maken werkboek: vragen 1 t/m 6, blz 87 en 88 van paragraaf 5.1

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
In deze paragraaf leer je: 
  • hoe in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving ontstond
  • hoe de economie zich ontwikkelde
  • hoe ambachtslieden samenwerkten
  • hoe handelssteden samenwerkten



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Kenmerkend aspect bij deze paragraaf: 
De opkomst van handel en het ontstaan van steden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?
  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode
  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
Tijd van monniken en ridders
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500
Tijd van steden en staten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten 
    (1000-1500)
  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe
  • De adel krijgt (soms) minder macht
  • landbouwstedelijke samenleving
    is weer terug
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weinig landbouwopbrengst
Aan het begin van de middeleeuwen was er minder landbouw
Mensen waren zelfvoorzienend (autarkie), dus maakten alleen voedsel voor zichzelf en hun heer. Ze konden ook niet meer maken door te weinig grond en slechte technieken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer landbouwgrond
Rond 1000 waren er in Nederland veel moerassen
Boeren besloten deze droog te maken: inpolderen
Ook werden er bossen gekapt
Zo was er meer ruimte voor landbouw

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000
 * hoefijzer                                                           * halsjuk                                                       * drieslagstelsel (volgende dia)                    * ijzeren ploeg  

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het drieslagstelsel
  • Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder wordt.

  • Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken, waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak).  

  • De overige stukken werden op twee momenten in het jaar gebruikt. (zomer- en wintergraan)

  • Hierdoor kon de grond herstellen, werd de opbrengst hoger en had men meestal het hele jaar door voedsel. Een belangrijke verandering dus!
Zomer- en wintergraan
Wintertarwe wordt in het najaar gezaaid, tussen oktober en december. Zomertarwe wordt in het voorjaar gezaaid, tussen januari en maart. Beide soorten worden in de zomermaanden geoogst. Over het algemeen heeft wintertarwe hogere opbrengsten, omdat het langer de tijd heeft om te groeien

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1 
Jaar 2 
Jaar 3 
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Het land werd in drie stukken verdeeld. Ieder jaar was er een stuk waarop zomergraan werd verbouwd, een stuk waar wintergraan op werd verbouwd en een stuk dat braak lag.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is geen goed voorbeeld van verbetering van de landbouw
A
drieslagstelsel
B
halsjuk
C
mest
D
ijzeren ploeg

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het voordeel van wintertarwe vergeleken met zomertarwe?
A
het heeft een hogere opbrengst
B
het heeft niet zo veel mest nodig
C
het groeit beter op braakliggend land
D
het heeft minder last van onkruid

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naar de markt
De verbetering in de landbouw zorgde voor meer voedsel
Meer mensen konden gevoed worden (bevolkingsgroei)
Boeren hielden zelfs voedsel over
Het voedsel dat over was werd verkocht op de markt
Vanaf 1000 groeit de Europese bevoking snel

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ambachtslieden
Mensen die voedsel kochten hoefden zelf geen boer te zijn
Zij konden ander werk doen. Deze mensen werden ambachtslieden of handelaren genoemd. De boeren konden bij hen op de markt gereedschappen en andere spullen kopen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verstedelijking
Zoals je zag gingen meer mensen bij de markt wonen.
Handelaren kwamen namelijk vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.
Er ontstond zo weer een landbouwstedelijke samenleving

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steeds meer handel
  • Overschotten uit de landbouw worden verkocht of geruild op markten 
  • Er kwam in de steden steeds meer aanbod (spullen die mensen willen verkopen) en vraag (wat mensen willen kopen). De handelaren hadden een inkomen door het maken van winst. Geld werd daarbij steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel
  • Omdat elke stad een eigen munt had werkte op elke markt een geldwisselaar. Sommige geldwisselaars gingen ook geld bewaren en lenen. Ze werden een bank. Banken verdienden geld door het laten betalen van rente (een vergoeding voor het lenen van een bank).
  • Omdat de christelijke kerk vond dat tijd van God was en je niet mocht verdienen aan tijd, waren veel bankiers joden.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Werken in een gilde
  • Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
  • Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde.
  • Het gilde controleerde ook de kwaliteit van de producten en stelde de verkoopprijs vast.
  • Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.
De meeste gilden hadden een prachtig gildehuis. Hier werden, behalve vergaderingen, ook feesten gehouden. Heel het leven draaide om het gilde.
Voorbeelden van ambachten in een middeleeuwse stad:
- smid
- bakker
- timmerman
- meubelmaker
- brouwer
- kleermaker

Slide 19 - Tekstslide

Bij ambachten ? openen
Bij gilde oogje openen
Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je de meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De Hanze
  • De meeste steden hadden een plein, waarop markten werden gehouden.
  • De belangrijkste markt was de jaarmarkt, die een paar weken duurde.
  • Veel handelaren reisden van jaarmarkt naar jaarmarkt.

  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.
Dit is een plattegrond van Deventer, een van de Hanze-steden.

Slide 21 - Tekstslide

Oogje: duiding afbeelding
Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 22 - Tekstslide

Oogje: duiding afbeelding
0

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Van kasteel tot stad
Een kasteel kon zo een dorp worden. En als er veel marktlui kwamen wonen, kon het een stad worden. Er was wel een probleem: de kasteelmuren. Die zorgden ervoor dat iedereen in kleine huizen woonden rondom het kasteel.
Een oplossing was om extra muren te maken: stadsmuren met een stadspoort.

Slide 24 - Tekstslide

Oogje: uitleg ontwikkeling kasteel tot stad.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

zelfstandig werken
ga in twee- of drietallen aan de slag
met het huiswerk voor volgende week:
Paragraaf 5.1 helemaal af!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies