H2.1

Welkom!
Pak pen, papier, rekenmachine, schrift en boek.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak pen, papier, rekenmachine, schrift en boek.

Slide 1 - Tekstslide

Planning: 

Herhalen H1 Bingo
Theorie
Oefenen
Huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide

Welke 2 belangrijkste middelen heb je nodig om in je behoeften te kunnen voorzien?

Slide 3 - Open vraag

Basisbehoefte of overige behoefte?

Eten en drinken
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 4 - Quizvraag

Basisbehoefte of overige behoefte?

gezondheidszorg
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 5 - Quizvraag

Basisbehoefte of overige behoefte?

merkkleding
A
basisbehoefte
B
overige behoefte

Slide 6 - Quizvraag

Welke manier om in je behoeften te voorzien is dit?

Een trui kopen bij een webwinkel
A
consumeren
B
zelfvoorziening
C
natuurlijke hulpbronnen
D
collectieve voorzieningen

Slide 7 - Quizvraag

Welke manier om in je behoeften te voorzien is dit?

Zonnen op het strand
A
consumeren
B
zelfvoorziening
C
natuurlijke hulpbronnen
D
collectieve voorzieningen

Slide 8 - Quizvraag

Welke manier om in je behoeften te voorzien is dit?


Wandelen door een stadspark
A
consumeren
B
zelfvoorziening
C
natuurlijke hulpbronnen
D
collectieve voorzieningen

Slide 9 - Quizvraag

Welke manier om in je behoeften te voorzien is dit?


Aardbeien verbouwen in je eigen moestijn
A
consumeren
B
zelfvoorziening
C
natuurlijke hulpbronnen
D
collectieve voorzieningen

Slide 10 - Quizvraag

Welvaart of welzijn?

Prioriteiten stellen om meer geld over te houden
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 11 - Quizvraag

Welvaart of welzijn?

Je lekker voelen door een gezellige avond met vrienden
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 12 - Quizvraag

Welvaart of welzijn?

Gezond zijn
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 13 - Quizvraag

Je krijgt bijles wiskunde. Als dank geef je je docent een bosje bloemen.
Hier is sprake van een ...
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 14 - Quizvraag

Wat is chartaal geld?
A
Geld op je bankrekening, plus munten en bankbiljetten.
B
Geld dat bestaat uit munten en bankbiljetten.
C
Geld op je spaarreking.
D
Het geld op je betaalrekening.

Slide 15 - Quizvraag

Welk spaarmotief heb je als je voor je rijbewijs spaart?

Slide 16 - Open vraag

Waar staan alleen dagelijkse uitgaven?
A
fitnessabonnement, broodje gezond, verzekeringspremie
B
bioscoopkaartje, portie frites, tijdschrift
C
vakantie, blikje cola, reparatie scooter

Slide 17 - Quizvraag

Je leent € 1000 en betaalt het in 36 maandtermijnen van € 34,75 terug. Hoeveel moet je aflossen?

Slide 18 - Open vraag

§ 2.1 Hoe geef jij je geld uit?

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • welke verschillende soorten uitgaven er zijn
  • hoe je een budgetplan opstelt
  • hoe je een reservering berekent
  • welke gevolgen jouw bestedingen hebben voor anderen

Slide 20 - Tekstslide

NIBUD
Nibud = Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
 geeft voorlichting over hoe je je inkomsten en uitgaven op elkaar kunt afstemmen.



Slide 21 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Dagelijkse uitgaven:
alledaagse, huishoudelijke uitgaven zoals in de supermarkt.
Vaste lasten:
de uitgaven die je met vaste regelmaat moet betalen, zoals abonnementen, contributie, huur of hypotheek.
Incidentele uitgaven:
grotere uitgaven die je niet zo vaak doet.


Slide 22 - Tekstslide

Budgetplan
Budgetteren: een overzicht maken van je verwachte inkomsten en uitgaven in een budgetplan of begroting.



Reken tijdens het budgetteren alle bedragen om naar een eenzelfde periode:


Als tussenstap reken je om naar het bedrag per jaar.






Slide 23 - Tekstslide

Reserveren
Reserveren = sparen om een grote, incidentele uitgave te kunnen betalen.





Slide 24 - Tekstslide

Reserveren

Berekening:


Voorbeeld:
Joey gaat met vier vrienden twee weken kamperen. Ze huren een tent voor 5-8 personen. Over drie maanden moet Joey betalen.
Hoeveel moet hij vanaf nu per maand reserveren?
Benodigd bedrag: € 130 × 2 = € 260
Per persoon is dat: € 260 ÷ 5 = € 52
Reserveren: € 52 ÷ 3 = € 17,33 per maand




Slide 25 - Tekstslide

Gevolgen van jouw bestedingen
Geld dat je uitgeeft komt vaak bij een producent.  
Wat doet de producent met jouw geld?
  • Houdt die producent rekening met het milieu?
  • Zorgt hij goed voor zijn personeel?

Als je spaart, zet je geld op de bank. 
Wat doet de bank met jouw geld?
  • Leent de bank het uit aan een producent die arbeiders uitbuit? Of aan de wapenindustrie?

Kies bewust en draag bij aan een betere wereld.



Slide 26 - Tekstslide

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • welke verschillende soorten uitgaven er zijn
  • hoe je een budgetplan opstelt
  • hoe je een reservering berekent
  • welke gevolgen jouw bestedingen hebben voor anderen

Slide 27 - Tekstslide

Welke soort uitgaven zijn de uitgaven voor het repareren van je fiets?
A
Incidentele uitgaven
B
Dagelijkse uitgaven
C
Kleine uitgaven
D
Vaste lasten

Slide 28 - Quizvraag

Stelling 1: Huishoudelijke uitgaven zijn uitgaven die je af en toe doet.
Stelling 2: Incidentiele uitgaven zijn boodschappen.
A
1:Juist 2: Juist
B
1:Onjuist 2: Juist
C
1:Juist 2: Onjuist
D
1: Onjuist 2: Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

een budgetplan is:
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven
C
overzicht wat je gaat uitgeven
D
overzicht wat je inkomsten zijn

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een budgetplan en begroting?
A
Een budgetplan is een verwacht overzicht van inkomsten en uitg.
B
Een begroting is een verwacht overzicht van inkomsten en uitg.
C
Budgetplan en begroting is hetzelfde.
D
Een begroting is het geld dat je hebt uitgegeven.

Slide 31 - Quizvraag

Hoe reken je de €50 kosten per week om naar kosten per maand?
A
€50 : 12 x 52
B
€50 : 100 x 52
C
€50 x 4
D
€50 x 52 : 12

Slide 32 - Quizvraag

De contributie voor de voetbalclub kost € 95 per maand. Hoeveel is dat per week?
A
€ 21,92
B
€ 23,75
C
€ 1.140
D
€ 285

Slide 33 - Quizvraag

Je koopt een nieuwe auto en deze kost €53.000.
Na 5 jaar ga je een nieuwe kopen; kosten €60.000.
De restwaarde van je nieuwe auto is na 5 jaar €25.000.
Hoeveel moet je per maand reserveren om over 5 jaar de nieuwe auto te kunnen kopen?
A
573,33
B
583,33
C
593,33
D
600

Slide 34 - Quizvraag

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • welke verschillende soorten uitgaven er zijn
  • hoe je een budgetplan opstelt
  • hoe je een reservering berekent
  • welke gevolgen jouw bestedingen hebben voor anderen

Slide 35 - Tekstslide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Ken je welke verschillende soorten uitgaven er zijn

Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 37 - Poll

Weet je hoe je een budgetplan opstelt
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 38 - Poll

Weet je hoe je een reservering berekent

Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 39 - Poll

Weet je welke gevolgen jouw bestedingen hebben voor anderen
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 40 - Poll

Huiswerk
H2.1 helemaal.
Klaar? Maak samenvatting h1 of herhalingsopdrachten
timer
1:00

Slide 41 - Tekstslide