Boekverslag

boekverslag S23
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

boekverslag S23

Slide 1 - Tekstslide

wat is de titel van je boek?

Slide 2 - Woordweb

Wie is de hoofdpersoon van het verhaal?
A
De persoon die helpt
B
Een bijfiguur
C
De persoon met een leuk karakter
D
Het belangrijkste personage

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het probleem van je hoofdpersoon?

Slide 4 - Open vraag

Hoe voelt de hoofdpersoon zich aan het einde van je boek?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Wat is een mooi einde voor een boek?
A
En ze leefden nog lang en gelukkig.
B
Er was eens een meisje in Nederland.
C
En hoe het verder ging weet niemand.
D
Op een dag kwam er een man naar het dorp.

Slide 6 - Quizvraag

wat heb je geleerd van het boek?

Slide 7 - Open vraag

is er iets in het boek dat lijkt op je eigen leven?
A
ja
B
nee
C
een paar dingen
D
helemaal niets

Slide 8 - Quizvraag

wat lijkt op je eigen leven?

Slide 9 - Woordweb

wat vind je van het boek?

Slide 10 - Woordweb

beoordeel je boek
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

VRAGEN BOEKVERSLAG

Vraag 0 (1 punt)
Schrijf op: Titel, schrijver van het boek.
Vraag 1 (2 punten)
A. Wie is de hoofdpersoon van het verhaal? Waarom is hij/zij de hoofdpersoon?
B. Wat is het probleem van de hoofdpersoon?
C. Is de hoofdpersoon aan het einde van het verhaal gelukkiger of ongelukkiger dan aan het begin? Leg je antwoord uit in 10 tot 20 woorden.
Vraag 2 (2 punten)
Schrijf in ongeveer 20 regels het einde van het verhaal op in je eigen woorden.
Vraag 3 (2 punten)
Heb je iets van dit verhaal geleerd? Zo ja, wat? Leg uit waarom je juist dat van dit verhaal hebt geleerd. Geef een voorbeeld uit het verhaal.
Als je er niets van geleerd denkt te hebben, leg dan uit waarom niet. Geef antwoord in 20 tot 30 woorden.
Vraag 4 (3 punten)
A. In elk boek gebeurt wel iets dat lijkt op de werkelijkheid of dat echt gebeurd kan zijn. Je kunt er iets van herkennen uit je eigen leven, bijvoorbeeld een situatie, gevoel of gebeurtenis. Noem twee dingen uit dit boek die je herkent uit je eigen leven.
B. Vertel hoe de hoofdpersoon met deze twee dingen omgaat. Doet de hoofdpersoon dat goed of slecht volgens jou? Leg in 15 tot 25 woorden uit wat je ervan vindt.
Vraag 6 (1 punt)
Schrijf een mooie zin op uit het boek. Leg uit waarom je juist deze zin mooi vindt. Doe dit in 15 tot 25 woorden.
Vraag 7 (1 punt)
Maak een keuze:
Dit is een boek…
A) dat ik echt nog wel een lange tijd zal onthouden
B) dat best aardig was, maar dat ik waarschijnlijk snel zal vergeten
C) dat ik hopelijk snel vergeet
Leg je antwoord uit in 15 tot 20 woorden.






















VRAGEN BOEKVERSLAG
Schrijf op: Titel, schrijver van het boek.
A. Wie is de hoofdpersoon van het verhaal? Waarom is hij/zij de hoofdpersoon?
B. Wat is het probleem van de hoofdpersoon?
C. Is de hoofdpersoon aan het einde van het verhaal gelukkiger of ongelukkiger dan aan het begin? Leg je antwoord uit in 10 tot 20 woorden.
Schrijf in ongeveer 20 regels het einde van het verhaal op in je eigen woorden.
Heb je iets van dit verhaal geleerd? Zo ja, wat? Leg uit waarom je juist dat van dit verhaal hebt geleerd. Geef een voorbeeld uit het verhaal.
Als je er niets van geleerd denkt te hebben, leg dan uit waarom niet. Geef antwoord in 20 tot 30 woorden.
A. In elk boek gebeurt wel iets dat lijkt op de werkelijkheid of dat echt gebeurd kan zijn. Je kunt er iets van herkennen uit je eigen leven, bijvoorbeeld een situatie, gevoel of gebeurtenis. Noem twee dingen uit dit boek die je herkent uit je eigen leven.
B. Vertel hoe de hoofdpersoon met deze twee dingen omgaat. Doet de hoofdpersoon dat goed of slecht volgens jou? Leg in 15 tot 25 woorden uit wat je ervan vindt.
Schrijf een mooie zin op uit het boek. Leg uit waarom je juist deze zin mooi vindt. Doe dit in 15 tot 25 woorden.
Maak een keuze:
Dit is een boek…
A) dat ik echt nog wel een lange tijd zal onthouden
B) dat best aardig was, maar dat ik waarschijnlijk snel zal vergeten
C) dat ik hopelijk snel vergeet
Leg je antwoord uit in 15 tot 20 woorden.






















Slide 12 - Tekstslide