In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.
c - Een groter percentage jongeren van boven de 18 komt minder gemakkelijk rond dan jongeren van onder de 18.
- In verhouding hebben meer jongeren van boven de 18 vragen over geld.
d Bijvoorbeeld: schulden bij vrienden/ouders, studieschuld, schuld bij telefoonprovider.
26 a Totale uitgaven € 120 Totale inkomsten € 90 Tekort € 30
30 = …% van € 120 30 ÷ 120 x 100 = 25%
b Maya kan de lening niet terug betalen want zij komt al elke maand geld tekort.
c 1. Minder uitgeven; goedkopere kleding, minder snoep kopen, niet lid worden van sportschool
2. Meer inkomen; meer op gaan passen of ander werk erbij zoeken. Of zakgeld verhoging.
27. 1 overdrachtsinkomen 2 inkomen uit bezit 3 inkomen uit arbeid
28. De winst uit je eigen bedrijf verdien je door te werken (net zoals je loon krijgt als je voor een baas werkt).
Als eigenaar van een bedrijf is alle winst voor jou, ook als dat (veel) meer is dan een gewoon loon.
29 Zakgeld en kleedgeld. Het geld is verdiend door haar ouders.
30 a Incidentele uitgaven
b Vaste lasten: abonnement
Dagelijkse uitgaven: prepaid
31 a De vaste lasten.
b Over dagelijkse uitgaven denk je minder na. De meeste mensen houden daarvan geen overzicht bij.
Vaste lasten zijn elke maand ongeveer evenveel; je kunt ze makkelijk terugvinden in je rekeningoverzicht van de bank. Incidentele uitgaven zijn vaak grote uitgaven waar je goed over nadenkt. Meestal betaal je die ook via de bank.
32 a € 40 x 12 ÷ 52 = € 9,23 per week. |
b Een maand heeft niet precies 4 weken (behalve februari).
c € 396 x 12 ÷ 52 = € 91,38 per week. |
33a Aanschaf: 1.800 ÷ 4 = € 450
Benzine: 125 x 52 = 6500 km per jaar
Kosten 6500 ÷ 35 x 1,75 € 325
Verzekering: 38 x 12 = € 456
Onderhoud en reparaties: € 250 +
Totale kosten per jaar € 1.481
b € 1.481 ÷ 12 = € 123,42 per maand € 1.481 ÷ 52 = € 28,48 per week.
c € 1.481 ÷ 6500 = € 0,2278 per kilometer = 22,8 cent (of € 0,228) per kilometer.
34 Nog nodig € 2.650 – € 400 = € 2.250
1,5 jaar is 18 maanden.
Reserveren € 2.250 ÷ 18 = € 125 per maand.
Samenvatting:
Geldproblemen kun je voorkomen door te budgetteren: je stemt dan je uitgaven af op je inkomsten. Het Nibud adviseert daarom een begroting te maken. Daarbij reken je bedragen om naar eenzelfde periode. Bijvoorbeeld: weekbedrag = maandbedrag x 12 ÷ 52 En omgekeerd: maandbedrag = weekbedrag x 52 ÷ 12. Je inkomen kan bestaan uit inkomen uit arbeid, zoals loon of salaris. Je kunt ook rente of huur verdienen; dat zijn inkomsten uit bezit . Een uitkering is een overdrachtsinkomen. Naast de huishoudelijke uitgaven betaal je elke maand of elk kwartaal vaste lasten, zoals voor huur en energie. Voor je incidentele uitgaven is het verstandig geld te reserveren. |