Les 5 V3 WEEK 41 Bron H + C/G (phrases clés)

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

STARTKLAAR
- ga rustig op je vaste plek zitten.
- doe je jas uit.
- pak je etui en je boek.
- doe je tas op de grond.
- doe je telefoon in het ZAKKIE en doe je zakkie in je TAS.
- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.


timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R
  2. T1 Ik kan een regelmatig werkwoord dat op -er of -re eindigt, gebruiken.
  3. T2 Ik kan een kort gesprek voeren over mijn vriend(in)
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 3 - Tekstslide

Instructie 
Maak de opdrachten in je werkboek
Chapitre 1
Bron H
ex. 29abcd + 30abc, 31
Bron C + G
ex. 26abc
ex. 28ab

Slide 4 - Tekstslide

blz. 44 - 46

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk de volgende video
Over het gebruiken van een regelmatig werkwoord dat op ER eindigt.
There is also an ENGLISCH VIDEO!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Bekijk de volgende video
Over het gebruiken van een regelmatig werkwoord dat op RE eindigt.
There is also an ENGLISCH VIDEO!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Maak nu de opdrachten
in je werkboek.
ex. 29a,c,d

Slide 12 - Tekstslide

stam = het werkwoord zonder er /re

donner = donn
aimer = aim
chanter = chant
vendre = vend
rendre = rend
confondre = confon
Uitgang = de letters die je achter de stam toevoegt als je een werkwoord gaat gebruiken


er

je + e
tu + es
il / elle / on + e

nous + ons
vous + ez
ils / elles +ent
re

je + s
tu + s
il / elle / on + -

nous + ons
vous + ez
ils / elles +ent

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

blz. 44

Slide 15 - Tekstslide

blz. 45
29c: Voeg de uitgang toe (als nodig is).

Slide 16 - Tekstslide

Begrijp je hoe een regelmatig werkwoord op -re wordt gebruikt?
A
oui
B
non
C
c.
D
d.

Slide 17 - Quizvraag

Werkwoorden op er / re in de passé composé

danser

ik heb gedanst
J'ai dansé



vendre
ik heb verkocht

J'ai vendu



stam + é
stam + u

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Instructie 

Maak nu opdracht 30b,c en 31

Slide 20 - Tekstslide

Luisteropdracht
1
2
3
4
5
6
ww. -er
ww. -re
blz. 45

Slide 21 - Tekstslide

ex. 30 blz. 46
Zet de zinnen in de  présent / tegenwoordige tijd

Slide 22 - Tekstslide

ex. 30c blz. 47
Zet het werkwoord in de passé composé

Slide 23 - Tekstslide


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 24 - Open vraag

Leerdoelen
  1. R
  2. T1 Ik kan een regelmatig werkwoord dat op -er of -re eindigt, gebruiken.
  3. T2 Ik kan een kort gesprek voeren over mijn vriend(in)
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 25 - Tekstslide

Phrases clés G

Slide 26 - Tekstslide

Décrire quelqu'un: le physique et ses hobbys

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Vocabulaire Bron E
Of verzin zelf woorden die op jou en je vriend(in) van toepassing zijn en zoek deze op in google translate.

Beschrijf ook het uiterlijk zodat je veel bijvoeglijke naamwoorden kunt gebruiken.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide