Opdrachten leerdoelen 6, 7, 8 en 9

Opdrachten leerdoelen 6, 7, 8 en 9
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opdrachten leerdoelen 6, 7, 8 en 9

Slide 1 - Tekstslide

Waarom zijn dit globale grafieken?

Slide 2 - Open vraag

Niek gaat op de fiets naar school. Onderweg wacht hij even op zijn vrienden.

Welke grafiek hoort hierbij?
A
1
B
2
C
3
D
geen idee, ik vraag om uitleg

Slide 3 - Quizvraag

Fay gaat te voet naar school. Hoe dichter ze bij school komt, hoe harder ze gaat lopen.

Welke grafiek hoort hierbij?
A
1
B
2
C
3
D
geen idee, ik vraag om uitleg

Slide 4 - Quizvraag

Colin gaat met de bus naar school.

Welke grafiek hoort hierbij?
A
1
B
2
C
3
D
geen idee, ik vraag om uitleg

Slide 5 - Quizvraag

Liesbeth verkoopt wekelijks soep op de markt. Wanneer verkocht ze geen soep en hoe komt dat?

Slide 6 - Open vraag

Over welk verband gaat de grafiek?
A
Over tijd in dagen.
B
Over ijsdikte in cm.
C
Over tijd in dagen en ijsdikte in cm.
D
Ik zoek in het boek even op wat verband is.

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vaak is de grafiek stijgend?
A
1 keer
B
2 keer
C
3 keer
D
4 keer

Slide 8 - Quizvraag

Welke betekenis hebben de constante stukken?
A
Het ijs wordt dikker.
B
De ijsdikte blijft gelijk.
C
Het ijs wordt dunner.
D
Ik zoek in het boek even op wat constant is.

Slide 9 - Quizvraag

Aan welke stukken kun je zien dat het ijs aan het smelten was.
A
Aan de stijgende stukken.
B
Aan de dalende stukken.
C
Aan de constante stukken.
D
Dit kun je niet zien.

Slide 10 - Quizvraag

Alwin fietst op de Veluwe. Bij de routebeschrijving staat deze grafiek.
Op welke as lees je de hoogte af?
A
horizontale as
B
verticale as

Slide 11 - Quizvraag

Op welke hoogte begint de fietsroute?
A
0 m
B
10 m
C
1300 m
D
83 m

Slide 12 - Quizvraag

Op welke hoogte is Alwin aangekomen na 400 meter fietsen?
A
10 m
B
30 m
C
45 m
D
82 m

Slide 13 - Quizvraag

Welke afstand hoort bij een hoogte van 60 meter?
A
1400 m
B
1600 m
C
1500 m
D
1550 m

Slide 14 - Quizvraag

Lees bij de grafiek de temperatuur af bij 6 uur.
A
8 graden
B
20 graden
C
4 graden
D
16 graden

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel graden was het om 20 uur?
A
8 graden
B
12 graden
C
4 graden
D
16 graden

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de tijd die hoort bij 8 graden.

Slide 17 - Open vraag

Welke tijden horen er bij 20 graden?

Slide 18 - Open vraag

Nellie heeft diabetes. Haar bloedsuikerspiegel wordt steeds in de gaten gehouden.

Op welk tijdstip was haar bloedsuikerspiegel het hoogst?
A
17:00 uur
B
16:00 uur
C
0:00 uur
D
14:00 uur

Slide 19 - Quizvraag

Nellie heeft diabetes. Haar bloedsuikerspiegel wordt steeds in de gaten gehouden.

Tussen welke 2 tijdstippen steeg de bloedsuikerspiegel het snelst?
A
Tussen 0:00 en 11:00 uur.
B
Tussen 11:00 en 14:00 uur.
C
Tussen 14:00 en 17:00 uur.
D
Tussen 17:00 en 00:00 uur.

Slide 20 - Quizvraag

Nellie heeft diabetes. Haar bloedsuikerspiegel wordt steeds in de gaten gehouden.

Hoe zie je aan de grafiek dat de bloedsuikerspiegel het snelst daalde rond 17:30 uur?

Slide 21 - Open vraag

Jeltje meet een dag lang elke 2 uur de temperatuur.
Tussen welke 2 tijdstippen steeg de temperatuur het snelst?
A
Tussen 0 en 10 uur.
B
Tussen 10 en 12 uur.
C
Tussen 12 en 19 uur.
D
Tussen 19 en 20 uur.

Slide 22 - Quizvraag

Jeltje meet een dag lang elke 2 uur de temperatuur.
Tussen welke 2 tijdstippen daalde de temperatuur het snelst?
A
Tussen 0 en 10 uur.
B
Tussen 10 en 12 uur.
C
Tussen 12 en 19 uur.
D
Tussen 19 en 20 uur.

Slide 23 - Quizvraag

Sluit deze les en open 'Test leerdoelen 6, 7, 8 en 9' om te kijken of je deze leerdoelen beheerst. 

Succes! 

Slide 24 - Tekstslide