H4 25.11.2021

Willkommen
Donnerstag 25.11.2021
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Willkommen
Donnerstag 25.11.2021

Slide 1 - Tekstslide

Heute
  • Wiederholung der Wörter (Lektion 1)
  • Hausaufgaben besprechen
  • Grammatik (Wechselpräpositionen)
  • Aufgaben machen

Slide 2 - Tekstslide

erwähnen
A
verschijnen
B
verlegen
C
vermelden
D
verwaand

Slide 3 - Quizvraag

de snelheid

Slide 4 - Open vraag

sich irren

Slide 5 - Open vraag

der Körper
die Laune
kündigen
verwenden
het humeur
het lichaam
ontslaan
gebruiken

Slide 6 - Sleepvraag

Die Wörter (K3: Lektion 1)
erwähnen - vermelden
de snelheid - die Geschwindigkeit
sich irren - zich vergissen
der Körper - het lichaam
kündigen - ontslaan
die Laune - het humeur
verwenden - gebruiken

Slide 7 - Tekstslide

Aufgabe 40/41
Wechselpräpositionen

Slide 8 - Tekstslide

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 9 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 10 - Tekstslide

Ich fahre mit d.. Zug (m)
A
der
B
das
C
dem
D
die

Slide 11 - Quizvraag

Er kommt aus d.. Wohnung (v).
A
der
B
die
C
das
D
dem

Slide 12 - Quizvraag

Meine Schwester ist bei d... Zahnarzt.
A
der
B
dem
C
die
D
das

Slide 13 - Quizvraag

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 14 - Quizvraag

Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 15 - Quizvraag

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meine

Slide 16 - Quizvraag

Keuzevoorzetsels


Jullie weten dat er voorzetsels zijn die een derde naamval krijgen en voorzetsel met een vierde naamval. We gaan hier nog een groep aan toevoegen.
 
Kijk eerst het instructiefilmpje op de volgende slide

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video


Slide 19 - Tekstslide

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                   wann?(=wanneer)


ERGENS ZIJN

Slide 20 - Tekstslide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 21 - Tekstslide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 22 - Tekstslide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 23 - Tekstslide

Hoeveel Wechselpräpositionen kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen.
B
Ich sitze neben den Frauen
C
Ich gehe in das Schwimmbad
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 25 - Quizvraag

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 26 - Quizvraag

Dieser Satz ist richtig!!!
Dieser Satz ist leider falsch
Für die Reise müssen wir tanken
Der Ball rollt unter das Auto
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer
Ich wohne über dem Geschäft 
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch 
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch

Slide 27 - Sleepvraag

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 28 - Open vraag

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 29 - Open vraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 30 - Quizvraag

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 31 - Quizvraag

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 32 - Quizvraag

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 33 - Quizvraag

Aufgaben machen
Aufgabe 42-44 (S. 84-85)

Aufgabe 48 (Lesen)

Slide 34 - Tekstslide

Lastig?
Als je verder wilt oefenen: op de volgende slide staat een uitlegvideo en daarna is er nog een extra opgave. 
Goed lezen!

Slide 35 - Tekstslide

0

Slide 36 - Video

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Das Buch ist hinter d.. Schrank (m) gefallen.

Slide 39 - Open vraag

Der Hund legte sich unter d.. Stuhl (m).

Slide 40 - Open vraag

Der Torwart stand zu weit vor sein.. Tor (o).

Slide 41 - Open vraag

An welch.. Tag kommt ihr denn an?

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Keuzevoorzetsels
Sommige voorzetsels hebben in het Duits een vaste naamval.

Andere kunnen zowel vast een 4e als een 3e naamval krijgen.

Gelukkig is hier een makkelijk ezelsbruggetje voor!

Slide 45 - Tekstslide

Een auto met vier wielen rijdt

Een auto met drie wielen staat stil

Beweging is 4e naamval
Bevinden is 3e naamval.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Link

Slide 48 - Tekstslide