KIDSWEEK C WEEK 44/45: Wat een weer ! (inhoudsvragen)

KIDSWEEK C WEEK 44/45: 
Wat een weer ! (inhoudsvragen)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsLager onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

KIDSWEEK C WEEK 44/45: 
Wat een weer ! (inhoudsvragen)

Slide 1 - Tekstslide

Kleine naaldjes
Waterdruppels in wolken
Vormen van sneeuwkristallen
Naaldjes vallen naar beneden
Naaldjes plakken aan stofdeeltjes
Vlokken
Kristallen klitten samen

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is de temperatuur voor een zomerse dag?
A
15 graden Celsius of hoger
B
20 graden Celsius of hoger
C
25 graden Celsius of hoger
D
30 graden Celsius of hoger

Slide 3 - Quizvraag

Welke maand telt meestal zomerse dagen?
A
April
B
Juli
C
September
D
November

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer spreek je van een 'tropische dag'?
A
Wanneer het regent.
B
Bij een temperatuur van 15 graden.
C
Wanneer de temperatuur boven 30 graden is.
D
Bij een temperatuur van 25 graden.

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vaak komen tropische dagen voor in België?
A
Nooit, alleen in de winter.
B
Zelden, meestal in de zomer.
C
Altijd, het hele jaar door.
D
Slechts één keer per maand.

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel dagen achter elkaar moet het warmer zijn dan 25 graden zijn om een 'hittegolf' genoemd te worden ?

Slide 7 - Open vraag

Hoe beïnvloedt de wind de temperatuur?
A
Het kan de temperatuur verlagen.
B
Het kan de temperatuur verhogen.
C
Wind heeft geen invloed op temperatuur.
D
Wind maakt het altijd warmer.

Slide 8 - Quizvraag

Welke factor bepaalt het seizoen ?
A
De mensen
B
De ligging op aarde
C
De auto's
D
De neerslag

Slide 9 - Quizvraag

In welk halfrond van de aarde ligt België ?

Slide 10 - Open vraag

Wat is een land in het zuidelijk halfrond?
A
Egypte
B
Zuid-Afrika
C
Japan
D
Frankrijk

Slide 11 - Quizvraag

Wat veroorzaakt de winter?
A
De positie van de sterren.
B
De afstand tot de maan.
C
De stand van de aarde ten opzichte van de zon.
D
De kracht van de wind.

Slide 12 - Quizvraag

Waarom zijn dagen korter in de winter?
A
De zon staat lager aan de hemel.
B
Er zijn meer wolken in de lucht.
C
De maan is dichter bij de aarde.
D
De aarde draait sneller om de zon.

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer is de eerste langere dag?
A
20 maart
B
1 februari
C
23 december
D
22 december

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer is de kortste dag van het jaar?
A
21 juni
B
31 oktober
C
21 december
D
1 januari

Slide 15 - Quizvraag

Waar komt het water van de regen vandaan ?

Slide 16 - Open vraag

De wind waait de wolk richting land en tadaa : het regent.
Wat is hier in deze zin het GEVOLG.

Slide 17 - Open vraag

Je hebt vast ook gemerkt dat de zomers in Nederland steeds heter zijn. DAT komt door de klimaatverandering.
Waar verwijst het DAT woord naar ?

Slide 18 - Open vraag

Wat is GEEN gevolg van de klimaatopwarming ?
A
Het wordt warmer
B
Er verdampt meer warmte
C
Er valt meer regen
D
Er komen meer verschillende dieren

Slide 19 - Quizvraag

Waar zag jij al gevolgen van de klimaatopwarming ? Welke gevolgen zag jij dan ?

Slide 20 - Open vraag