les 5 luisteren en adorer, aimer etc

  • écouter - lingua
  • het lidwoord in het Frans
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met luisteren in het Frans
  • Heb ik geoefend met de lidwoorden in het Frans. Weet ik welk lidwoord achter aimer, adorer, détester en préférer komen.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  • écouter - lingua
  • het lidwoord in het Frans
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met luisteren in het Frans
  • Heb ik geoefend met de lidwoorden in het Frans. Weet ik welk lidwoord achter aimer, adorer, détester en préférer komen.

Slide 1 - Tekstslide

Lingua - 2 luistertoetsjes
une journée d'école
Voyage en France

Slide 2 - Tekstslide

Lidwoorden in het Frans

un, une
le. la, les
du, de la, de l', des - het delend lidwoord
de, d'

Wanneer gebruik je wat?


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Aimer, adorer, détester, préférer 
Deze werkwoorden drukken gevoelens uit. 
  + Houden van = aimer
++ Dol zijn op = adorer
 -- Een hekel hebben aan = détester 
     Liever hebben = préférer


Slide 8 - Tekstslide

Aimer, adorer, détester, préférer 
Voorbeelden:
j'aime le français, 
elle adore la musique, 
ils détestent les mathématiques
Nous préférons l'anglais

Slide 9 - Tekstslide

Alles op een rijtje ;-)
Je mange de la glace                            ?
Je mange un peu de glace                 ?
Je ne mange pas de glace                  ?
je mange trois glaces                            ?
J'adore la glace                                        ?
Je n'aime pas la glace                           ?

Slide 10 - Tekstslide

Alles op een rijtje ;-)
Je mange de la glace                             delend lidwoord (v. ev)
Je mange un peu de glace                  hoeveelheidswoord
Je ne mange pas de glace                  ontkenning
je mange trois glaces                            telwoord
J'adore la glace                                        vorm van adorer/détester/
                                                                         aimer/préférer
Je n'aime pas la glace                           vorm van adorer/détester/
                                                                          aimer/préférer

Slide 11 - Tekstslide

Aimer, adorer, détester, préférer 
Regel:
Na de vervoeging van 'aimer, adorer, détester, préférer' gebruik je in het Frans le / la / l' / les.
In het Nederlands gebruik je géén lidwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
Hoe vervoeg je het werkwoord 'Aimer = houden van'?
J'aime
Tu aimes
Il/elle/on aime
Nous aimons
Vous aimez
Ils/elles aiment

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link



'Heb je jam gegeten?' (Let op: Staat er in het Nederlands wel of geen lidwoord?)

Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 16 - Quizvraag


Welke zin is goed?
A
J'adore les hamburgers de McDo.
B
J'adore des hamburgers de McDo.

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er in en het lidwoord.
Tu............ chocolat. (aimer)

Slide 18 - Open vraag



'Heb je de jam gegeten?' (Let op: Staat er in het Nederlands wel of geen lidwoord?)

Kies het juiste antwoord.

A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er in en het lidwoord.
Nous............ musique. (adorer)

Slide 20 - Open vraag



'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Au marché, j'achète du fromage.
B
Au marché, j'achète le fromage.

Slide 21 - Quizvraag


Na de werkwoorden adorer, aimer, préférer en détester gebruik je altijd het bepaald lidwoord:
le, la, l' of les
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het regelmatige werkwoord op -er in.
Elles.........près de l'école. (habiter)


Slide 23 - Open vraag



'Na een ontkenning krijg je in het Frans 'de' of 'd''.
Kies het juiste antwoord.
A
Goed
B
Fout.

Slide 24 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Ik hou van groenten.

Slide 25 - Open vraag



'Ik wil drie hamburgers.'
Kies de juiste vertaling.
A
Je veux trois des hamburgers
B
Je veux trois hamburgers.

Slide 26 - Quizvraag

Vertaal: Ik ben dol op kaas.

Slide 27 - Open vraag



'Er is geen cola.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning!!)
A
Il n'y a pas de coca
B
Il n'y a pas du coca.

Slide 28 - Quizvraag


'Ik wil een kilo appels'
(Let op: een kilo is een hoeveelheid!)

Kies de juist vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 29 - Quizvraag

je, aimer, maths (pl.)

Slide 30 - Open vraag



'Na een hoeveelheidswoord gebruik je: de of d'.
A
Goed
B
Fout.

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Zelfstandig werken
of blooket?

Slide 33 - Tekstslide