Hoofdstuk 3

3.1 klimaten wereldwijd
3.2 Temperatuurverschillen op aarde
3.3 Het verschil tussen zomer en winter
3.4 Water: te veel of te weinig
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.1 klimaten wereldwijd
3.2 Temperatuurverschillen op aarde
3.3 Het verschil tussen zomer en winter
3.4 Water: te veel of te weinig

Slide 1 - Tekstslide

3.1 klimaten wereldwijd

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet welke klimaten op aarde voorkomen;
  • Je kunt uitleggen waarom de breedteligging en hoogte invloed hebben op de temperatuur.
  • Je weet dat water in verschillende vormen voor kan komen en dat het in een kringloop rondgaat.

Slide 3 - Tekstslide

Weer en klimaat
Weer:
Weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en op een bepaalde plaats. 
Kenmerken van het weer zijn temperatuur, wind en neerslag.

Klimaat:

Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van 30 jaar. 
Er zijn  verschillende klimaten, o.a. een zeeklimaat, landklimaat of Middellandse Zeeklimaat.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Rond de evenaar (0° -30° NB/ZB)  = lage breedte
Vanaf 60° NB/ZB = hoge breedte

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Studieplanner

Maak de opdrachten van paragraaf 3.1
en maak na het nakijken/verbeteren 
de herhalings- of verdiepingsopdrachten.


Slide 8 - Tekstslide

Klimaten op lage breedte
Tropisch regenwoudklimaat
  • Niet kouder dan 18° graden Celsius.
  • Iedere dag regen (neerslag).
  • Géén seizoenen.
  • Veel verschillende soorten planten.


Savanneklimaat

  • Niet kouder dan 18° graden Celsius.
  • Periode geen regen (neerslag).
  • Verspreid voorkomende bomengroei           (zie foto). 

Slide 9 - Tekstslide

Klimaten op lage breedte
Woestijnklimaat
  • Tussen de 25 °C en 45 °C.
  • Minder dan 250 mm neerslag per jaar (héél   weinig regen).
  • Te droog voor boomgroei.

Steppeklimaat
  • Niet kouder dan 18 °C.
  • Per jaar valt er ongeveer 250 tot 500 mm neerslag (iets meer dan de woestijn, zie foto).

Slide 10 - Tekstslide

Klimaten op hoge breedte
Gematigd zeeklimaat
  • Temperatuur wordt beïnvloed door de zee.
  • Milde zomers en zachte winters (kleine temperatuurschillen).
  • Loofbossen

Landklimaat
  • Warme zomers en strenge winters (grote temperatuur verschillen).
  • Naaldbossen

Slide 11 - Tekstslide

Klimaten op hoge breedte
Toendraklimaat
  • In de zomer niet warmer dan 10°C
  • Groeien géén bomen (te kort groeiseizoen).
  • Deel van de bodem ontdooit nooit (permafrost).

Poolklimaat
  • Altijd onder 0 °C.

Hooggebergteklimaat
  • Altijd onder 0 graden Celcius.
  • Gebied boven de 1500 meter

Slide 12 - Tekstslide

Weer en Klimaat
3.2 Temperatuurverschillen op aarde

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Atmosfeer

Luchtlaag
rondom de aarde

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Breedteligging

Evenaar ligt op 0° NB/ZB:
  • Zonnestralen vallen recht op aardoppervlak
  • 3x zoveel zonne-energie als de polen
Nederland ligt op 52° NB
  • Zonnestralen vallen schuin op aardoppervlak

Slide 17 - Tekstslide

Hoe hoger, hoe kouder 
per 1000meter wordt het 6°C kouder

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

3.3 Verschil tussen zomer en winter
3.3 Het verschil tussen zomer en winter

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

1
2
2

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

1A
2B

Slide 25 - Tekstslide

De aarde draait om haar eigen as, hier doet zij 24 uur over

Slide 26 - Tekstslide

De aarde draait ook om de zon, hier doet zij 365 en een kwart dagen over (een heel jaar)

Slide 27 - Tekstslide

Maar....
de as van de aarde staat scheef ten opzichte van de zon! 

Dit heeft grote gevolgen.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

pooldag    

Slide 35 - Tekstslide

Als de aardas recht zou staan, zouden dag en nacht even lang zijn.
A
Juist
B
Onjuist
C
-
D
-

Slide 36 - Quizvraag

De scheve aardas is de oorzaak van de seizoenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Hoeveel graden staat de aardas scheef?
A
3,5 graden
B
13,5 graden
C
23,5 graden
D
33,5 graden

Slide 38 - Quizvraag

Waar zorgt de scheefstand van de aardas voor?
A
dag en nacht
B
zomer en winter

Slide 39 - Quizvraag

aardas
Noordpool
noordelijk halfrond
evenaar
zuidelijk halfrond
Zuidpool

Slide 40 - Sleepvraag

Hoe heet de denkbeeldige lijn die ten noorden van de evenaar loopt?
A
Evenaar
B
Steenbokskeerkring
C
Kreeftskeerkring
D
Aardas

Slide 41 - Quizvraag

Hoe heet de denkbeeldige lijn die ten zuiden van de evenaar loopt?
A
Evenaar
B
Steenbokskeerkring
C
Kreeftskeerkring
D
Aardas

Slide 42 - Quizvraag

Wat is de beste verklaring voor het mooie weer in de zomer?
A
In de zomer is de dampkring op ons halfrond dunner
B
In de zomer staat de aarde dichter bij de zon
C
In de zomer staat de zon hoger door de scheve aardas

Slide 43 - Quizvraag

§ 3.4: Water, te veel of te weinig

Slide 44 - Tekstslide

Kringloop van water
Waterkringloop = het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken, neerslag, grondwater en rivieren weer terug naar zee stroomt.
Korte waterkringloop
Water verdampt vanaf zee, en condenseert tot een wolk. Daarna regent die wolk direct boven de zee weer uit.
Lange waterkringloop
Water verdampt vanaf zee, en condenseert tot een wolk. Door de wind wordt deze wolk verplaats richting de bergen. Hier regent de wolk uit. Door rivieren en of grondwater komt na lange tijd het water weer terug in de zee.

Slide 45 - Tekstslide

Korte waterkringloop:
Het water verdampt, vormt zich tot een wolk (condenseren). Daarna regent die weer leeg in zee.
Lange waterkringloop:
Het water verdampt, vormt zich tot een wolk (condenseren). Door de wind wordt de wolk verplaatst tot aan deze bergen, hier valt het in de vorm van sneeuw/hagel op de bergen. Door het smelten van de sneeuw, komt het water via de rivieren of grondwater terug bij de zee. (Duurt lang!)

Slide 46 - Tekstslide

Hoe ontstaat neerslag?
  • Er zijn drie soorten neerslag:

  1. Warme lucht stijgt op. Hoe hoger, hoe kouder. De waterdamp gaat condenseren, waardoor er stijgingsregen ontstaan.
  2. Wanneer de lucht tegen een berg waait, wordt de lucht gedwongen om op te stijgen, koelt af en condenseert. Hierdoor ontstaan: stuwingsregen
  3. Op de breedte waar Nederland ligt, botst warme lucht tegen koude lucht vanuit de polen, door die botsen wordt de warme lucht gedwongen op te stijgen. Met als gevolg dat er rond Nederland vaak frontale regen is.

Slide 47 - Tekstslide

Water, waterdamp en ijs
  • In een waterkringloop heeft water drie vormen, namelijk:
1. Gasvormig (waterdamp), 
2. Vloeibaar (water)
3. Vast (ijs).

  • Waterdamp is onzichtbaar voor de mens.
In de lucht om ons heen is altijd waterdamp
te vinden.


Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video

Stuwingsregen
Bij de loefzijde, valt altijd de neerslag!
Omdat de wind hier genoodzaakt is om op te stijgen.
Bij de lijzijde, is het droog.
Omdat alles voor de berg al in de vorm van regen is gevallen. Na zo'n berg zie je dan ook vaak droge gebieden, zoals een woestijn. Een voorbeeld is de Gobi woestijn in China. Dit komt omdat de lucht gaat dalen, en warmt weer op.

Slide 51 - Tekstslide

Frontale neerslag




Dit is bijvoorbeeld voornamelijk in Nederland te zien.

Slide 52 - Tekstslide

Stijgingsregen
Dit zie je rond de evenaar (bij de tropen).

Slide 53 - Tekstslide