1.2 Klimaat 4 tl

1.2 Klimaat
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.2 Klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet/kan je....
  • welke klimaten er zijn 
  •  op welke manier klimaatfactoren het klimaat kunnen beïnvloeden
  •  de ligging van de verschillende klimaten verklaren aan de hand van de klimaatfactoren

Slide 2 - Tekstslide

Weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment/plaats.
Wat is klimaat?

Slide 3 - Open vraag

Welke klimaten ken je?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Klimaat
  • het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar (hele jaar door + dag en nacht)
  • 9 hoofdklimaten in de wereld
  • Verschillen in temperatuur en neerslag
  • Verschillen in vegetatie (begroeiing) > planten en bomen 


Slide 7 - Tekstslide

Breedteligging
  • afstand t.o.v. evenaar (= 0 graden lijn)
  • gemeten in graden ( 0, 30, 60...)

Slide 8 - Tekstslide

Lage breedte
  • Dicht bij evenaar 
  • Tropisch regenwoud klimaat
  • Savanne klimaat
  • Steppe klimaat
  • Woestijn klimaat

Slide 9 - Tekstslide

Gematigde breedte
  • Ver(der) van de evenaar
  • (midden)
  • landklimaat
  • gematigd zeeklimaat

Slide 10 - Tekstslide

Hoge breedte
  • Ver van de evenaar
  • Pool klimaat
  • Toendra klimaat

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer een klimaat dicht bij de evenaar ligt, ligt deze op ..... breedte
A
hoge
B
lage

Slide 12 - Quizvraag

Klimaat factoren
Factoren waardoor klimaten van elkaar verschillen:
Breedteligging​
Hoogteligging​
De invloed van de zee​
De windrichting​
De gesteldheid van het aardoppervlak 

Slide 13 - Tekstslide

Breedteligging
  • Regel: hoe verder van de evenaar, hoe kouder het wordt
  • Invloed op temperatuur


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Welk land/gebied ligt op hoge breedte?
A
Brazilië
B
Indonesië
C
Canada
D
Sahara

Slide 17 - Quizvraag

Hoogteligging
Regel: hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt
  • de energie van de zon verwarmt eerst het aardoppervlak (laag) en daarna de lucht (= hoger)

  • per 1000 meter omhoog = - 6˚C kouder
  • In het dal = warmer
  • Bovenop de berg = kouder 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Invloed van de zee
  • Water neemt energie van de zonstraling op als warmte
  • Water warmt langzaam op en koelt langzaam af

Zomer - invloed van zee = afkoeling
Winter - invloed van zee = opwarming 

In de winter is de zee relatief warm en in de zomer relatief koel




Slide 20 - Tekstslide

Waarom heeft Nederland relatief zachte winters?

Slide 21 - Open vraag

Windrichting
  • Wind neemt warmte of kou mee
  • Afkomstig van land of uit zee

Situatie in NL
  • Noorder wind = koude wind
  • Zuider wind = warme wind
  • Westen wind = vochtige lucht van zee (meest voorkomend)

Slide 22 - Tekstslide

Verklaar waarom de wind uit het noorden kouder is

Slide 23 - Open vraag

Gesteldheid van het aardoppervlak
Verhouding tussen water en continent (land) in een gebied

  • Zee warmt langzaam op en koelt langzaam af
  • Continent/land warmt snel op en koelt snel af


--> z.o.z

Slide 24 - Tekstslide

Gesteldheid van het aardoppervlak
Stap voor stap:
  1. Zee warmt op in zomer en koelt af in winter
  2. Zee is in de winter nog relatief warm
  3. Aanlandige relatief warme wind
  4. Meer neerslag in winter 

Hoe meer continent, hoe droger de lucht, des te minder neerslag
Hoe meer water, hoe vochtiger de lucht, hoe meer neerslag 


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Begrijp je de klimaatfactoren?
ja ik snap het
een beetje
nee

Slide 27 - Poll

Wat ga je doen om de klimaatfactoren te begrijpen?

Slide 28 - Open vraag

aan de slag
Maak in je werkboek p2 blz. 8 en 9 vraag 1, 5 en 7

Slide 29 - Tekstslide