Kern 1TH: Grammatica woordsoorten Les 19: werkwoorden herkennen

Welkom AH1H!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom AH1H!

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

- Ik kan verschillende vormen van het werkwoord herkennen.
- Ik kan aangeven in welke tijd een zin staat (ott, ovt, vtt, vvt).

Slide 2 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
In elke goede zin staat ten minste één werkwoord. Een werkwoord geeft aan wat iets/iemand doet of wat er gebeurt. Je kunt een werkwoord vervoegen: je verandert het dan van vorm.

Slide 3 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Er zijn verschillende werkwoordsvormen:
- persoonsvorm (pv): staat in de tegenwoordige of de verleden 
   tijd: ik loop, jij loopt, wij lopen, ik liep, jij liep, wij liepen.
- hele werkwoord / infinitief (wij-vorm): lopen.
- voltooid deelwoord: gelopen.
- onvoltooid deelwoord: lopend

Slide 4 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Geef op de volgende dia's aan wat voor werkwoord het woord tussen haakjes is.

Slide 5 - Tekstslide

Je (moet) vragen stellen als je iets niet goed begrijpt.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 6 - Quizvraag

Gisteravond zijn Merel en Janette naar het zwembad (geweest).
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 7 - Quizvraag

(Schilderde) Rowan de muren van zijn kamer blauw?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 8 - Quizvraag

Morgenmiddag gaan Silvan en Lianne appeltaart (bakken).
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 9 - Quizvraag

Heb je deze opdrachten goed (gemaakt)?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 10 - Quizvraag

Ik kan verschillende vormen van het werkwoord herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Les 19: Werkwoorden herkennen
In welke tijd een zin staat hangt af van twee dingen:
- In welke tijd staat de persoonsvorm (pv)?
- Staat er wel of geen voltooid deelwoord in de zin?

Slide 12 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Dit zijn de mogelijke werkwoordstijden:
- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) >> er is een pv in de tt
- onvoltooid verleden tijd (ovt) >> er is een pv in de vt

- voltooid tegenwoordige tijd (vtt) >> er is een pvtt en een vd
- voltooid verleden tijd (vvt) >> er is een pvvt en een vd

Slide 13 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Net heeft Felicia een knalfeest gegeven.
>> voltooid tegenwoordige tijd: vtt 
>> er is een pv in de tt en er is een vd

Gisteren had Felicia een knalfeest gegeven.
>> voltooid verleden tijd
>> er is een pv in de vt en er is een vd

Slide 14 - Tekstslide

De wedstrijd eindigt in een gelijkspel.
>> onvoltooid tegenwoordige tijd
>> er is een pv in de tt

De wedstrijd tussen Kameroen en Servië eindigde in gelijkspel.
>> onvoltooid verleden tijd: ovt
>> er is alleen een pv in de vt


Slide 15 - Tekstslide

Oefening
Geef van de volgende zinnen aan in welke tijd ze staan:
- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
- onvoltooid verleden tijd (ovt)
- voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
- voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 16 - Tekstslide

De postbode heeft alle pakketjes bezorgd.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 17 - Quizvraag

Marnix kwam iedere dag op de fiets naar school.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 18 - Quizvraag

Zaterdag had ik met mijn beste vriendin geluncht in de stad.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 19 - Quizvraag

Gelukkig hoef ik nooit strafregels te schrijven.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 20 - Quizvraag

Komt er vanavond nog een spannende film op televisie?
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 21 - Quizvraag

Ik kan aangeven in welke tijd een zin staat (ott, ovt, vtt, vvt).
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Aan de slag!
Les 19: Werkwoorden herkennen
opdr. 1 t/m 6, 8 en 9, blz. 42-43.




Slide 23 - Tekstslide