werkwoorden herkennen (2)


 Terugblik

Droedel

Lesdoel benoemen

Terugblik

Aan de slag!

Huiswerk en planning

Pluspunten en Kluspunten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


 Terugblik

Droedel

Lesdoel benoemen

Terugblik

Aan de slag!

Huiswerk en planning

Pluspunten en Kluspunten

Slide 1 - Tekstslide

Droedel

Slide 2 - Tekstslide

Doel 


Je leert hoe je werkwoordsvormen herkent in een zin.

- Ik kan verschillende vormen van het werkwoord herkennen.
- Ik kan aangeven in welke tijd een zin staat (ott, ovt, vtt, vvt).

Slide 3 - Tekstslide

                                      Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
- In elke goede zin staat ten minste één werkwoord. 
- Een werkwoord geeft aan wat iets/iemand doet of wat 
   er gebeurt. 
- Je kunt een werkwoord vervoegen: je verandert het dan 
   van vorm.

Slide 5 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Er zijn verschillende werkwoordsvormen:
- persoonsvorm (pv): staat in de tegenwoordige of de verleden 
   tijd: ik loop, jij loopt, wij lopen, ik liep, jij liep, wij liepen.
- hele werkwoord / infinitief (wij-vorm): lopen.
- voltooid deelwoord: gelopen.
- onvoltooid deelwoord: lopend.

Slide 6 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Geef op de volgende dia's aan wat voor werkwoord het woord tussen haakjes is.

Slide 7 - Tekstslide

Onze cavia's (zijn) gek op wortel, komkommer en sla.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 8 - Quizvraag

Gisteren heeft Jikke een prachtig schilderij (gemaakt).
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 9 - Quizvraag

Monica (zat) de hele avond op de bank te gamen.
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 10 - Quizvraag

Iedere woensdag gaan Liesbeth en Rineke samen (hardlopen).
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 11 - Quizvraag

Heb je al een mooie herfstwandeling (gemaakt)?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord
D
hele werkwoord / infinitief

Slide 12 - Quizvraag

Ik kan verschillende vormen van het werkwoord herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Les 19: Werkwoorden herkennen
In welke tijd een zin staat hangt af van twee dingen:
- In welke tijd staat de persoonsvorm (pv)?
- Staat er wel of geen voltooid deelwoord in de zin?

Slide 14 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Dit zijn de mogelijke werkwoordstijden:
- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
- onvoltooid verleden tijd (ovt)
- voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
- voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 15 - Tekstslide

Les 19: Werkwoorden herkennen
Gisteren heeft Felicia een knalfeest gegeven.
- wél een voltooid deelwoord
- pv in de tegenwoordige tijd

>> voltooid tegenwoordige tijd: vtt


Slide 16 - Tekstslide

Oefening
Geef van de volgende zinnen aan in welke tijd ze staan:
- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
- onvoltooid verleden tijd (ovt)
- voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
- voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 17 - Tekstslide

De postbode heeft alle pakketjes bezorgd.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 18 - Quizvraag

Marnix kwam iedere dag op de fiets naar school.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 19 - Quizvraag

Zaterdag had ik met mijn beste vriendin geluncht in de stad.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 20 - Quizvraag

Gelukkig hoef ik nooit strafregels te schrijven.
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 21 - Quizvraag

Komt er vanavond nog een spannende film op televisie?
A
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
B
onvoltooid verleden tijd (ovt)
C
voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
D
voltooid verleden tijd (vvt)

Slide 22 - Quizvraag

Ik kan aangeven in welke tijd een zin staat (ott, ovt, vtt, vvt).
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Zelfstandig werken
Wat?
 Les 19 afmaken opdracht 1 t/m 9  blz. 42 en 43
Hoe?
Lees de theorie op blz. 42 goed door.
Klaar?
Ga stillezen
Tijd?
30 minuten. Daarna klassikaal nabespreken.

Slide 24 - Tekstslide