Literaire mindmap

Opdracht literaire mindmap
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, havoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Opdracht literaire mindmap

Slide 1 - Tekstslide

Lees in je boek
timer
25:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Opdracht literaire mindmap:
  • Eén les voorbereiding (rest doe je thuis)
  • Twee lessen (di/wo) om de mindmap op school te maken. 
  • Weging (0,5)


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht literaire mindmap:
  • Maak een literaire mindmap van jouw boek 
  • Midden van mindmap: titel boek en schrijver (en een tekening die het boek typeert).
  • Zes takken- elke tak een andere kleur. 
  • Elke tak wordt ondersteund met tekeningetjes/plaatjes en steekwoorden. De takken kunnen zelf ook weer vertakken.


Slide 5 - Tekstslide

Drie takken links
  1. verklaring titel
  2. beoordeling/mening
  3. plot (korte samenvatting)



Drie takken rechts
4tijd of ruimte
5. perspectief
6. personages



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Personages in verhalen
hoofdpersonen
  • je leest hun gedachten en gevoelens
  • duidelijk karakter
  • veranderen door wat ze meemaken
 bijpersonen
  • je leert ze nauwelijks kennen
  • veranderen tijdens verhaal nauwelijks

In beelden/tekeningen/woorden geef jij aan hoe de personen eruit kunnen zien. Met de zijtakken kun je aangeven wat de relaties onderling zijn. (bv: hartjes, bliksem, enz.)

 

Slide 8 - Tekstslide

perspectief: door welke bril kijk ik, wiens gedachten krijg ik mee?
  • Ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven en je komt alleen te weten wat de ik-persoon ziet, denkt en voelt.
  • Personaal perspectief: het verhaal is in de hij/zij-vorm geschreven en je komt alleen te weten wat de hoofdpersoon ziet, denkt en voelt.
  • Meervoudig perspectief: het verhaal wordt vanuit verschillende personages verteld en deze worden afgewisseld. Dit kan zowel in de ik-vorm als in de hij/zij-vorm zijn.
  • Alwetende verteller: het verhaal is in de hij/zij-vorm geschreven en je komt van meerdere personen te weten wat ze zien, denken en voelen. 


Slide 9 - Tekstslide

Ruimte
  • Een verhaal heeft meestal een plek waar het zich afspeelt. 
  • Plek in het verleden of nu (tijdsbeeld).
  • Plek om sfeer en spanning op te roepen (slecht weer/landschap/nacht).
  • beeld alles uit in zo veel mogelijk steekwoorden en/of tekeningen

Slide 10 - Tekstslide

Tijd 
  • chronologisch=van begin tot einde in logische volgorde
  • flashbacks=terugkijken in de tijd
  • flashforwards=vooruitkijken in de tijd
  • historische tijd = tijd in de geschiedenis waarin het verhaal zich afspeelt
  • vertelde tijd= hoe lang duurt het verhaal van het boek?


Slide 11 - Tekstslide

Plot
  • Korte samenvatting van enkele regels.
  • Wat gebeurt er in het verhaal en hoe kun je dit in een plaatje vangen?
  • Vertel ook het einde van je verhaal. 

Slide 12 - Tekstslide

Titelverklaring

Een titel kun je vaak uitleggen aan de hand van het verhaal. Soms zijn er meerdere verklaringen te geven voor een titel. 


Een titelverklaring kan letterlijk in het verhaal gegeven worden, maar je zult er soms ook even langer over na moeten denken.




Slide 13 - Tekstslide

Mening

Gebruik drie beoordelingswoorden en licht bij elke woord toe waarom je voor dit woord hebt gekozen. 




Slide 14 - Tekstslide

Literaire mindmap
  • Werk eerst een globale kladversie van je mindmap uit, voordat je aan je definitieve versie begint. Zo weet je precies hoeveel ruimte je waar nodig hebt voor je uitwerking. 
  • Schrijf alvast stukjes tekst uit. Let op je spelling!
  • Zorg ervoor dat je kleurpotloden/stiften bij je hebt. 
  • Bedenk thuis alvast wat je wilt verwerken in je mindmap.
  • Info: zie Teams

Slide 15 - Tekstslide

Drie takken links
  1. verklaring titel
  2. beoordeling/mening
  3. plot (korte samenvatting)


Huiswerk:
bereid je thuis voor.

Drie takken rechts
4tijd of ruimte
5. perspectief
6. personages



Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Tijd en ruimte

Een verhaal speelt zich af op een bepaalde locatie. De plek. Dit kan er 1 zijn, maar er kunnen uiteraard ook meer plekken zijn waar het verhaal zich afspeelt.

Niet alleen de ruimte is van belang, maar ook de tijd. 

Je kunt het hebben over tijdsduur (hoe lang het verhaal duurt) of over de historische periode (tijd)  waarin het verhaal zich afspeelt. Soms kan je hier heel concreet in zijn, maar dit is niet altijd mogelijk.

Bewijs je antwoorden altijd met voorbeelden uit het boek.

Slide 19 - Tekstslide

Tijd: Chronologie

Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in het verhaal worden verteld in de volgorde zoals ze zich in werkelijkheid ook hebben afgespeeld.

Bijvoorbeeld: Begin-midden-eind

Dit maakt het natuurlijk nogal voor de hand liggend.

Wanneer de gebeurtenissen in een andere volgorde verteld dan ze zich hebben afgespeeld, noemen we dat een a-chronologisch verhaal. 

Bijvoorbeeld: Na Mattias

Slide 20 - Tekstslide

Tijd: Flashback en flashforward

Wanneer een personage terugblikt of vooruitblikt op een gebeurtenis spreek je van een flashback of flash-forward. De gebeurtenis onderbreekt de loop van het verhaal. 

Pas op dat je een flashback of flashforward niet verward met een a-chronologisch geschreven verhaal.


Bijvoorbeeld:

"Twaalf jaar geleden is dokter Hogenstijn met een experimenteel onderzoek begonnen in opdracht van de regering. Het was een onderzoek naar DNA-manipulatie. Het doel was het integreren van gemodificeerd DNA-materiaal en computerhardware. Kunstmatige intelligentie. Nu, na twaalf jaar is dit doel bereikt. Dokter Hogenstijn heeft een monster geschapen."  


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video