To let, to allow, to have, to make

To let, to allow, to have, to make
What is the difference?

Goal: to understand the difference by the end of the lesson
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

To let, to allow, to have, to make
What is the difference?

Goal: to understand the difference by the end of the lesson

Slide 1 - Tekstslide

GRAMMAR

  • let + hele ww
  • toelaten dat iemand iets doet
  • niet ingrijpen, iets laten gebeuren

We're going to let the dove go.
I often let Jane borrow my bicycle.



Slide 2 - Tekstslide

GRAMMAR

  • allow + to + hele ww
  • actief toestemming geven iets te doen
  • formeler dan to let

I will allow you to go to the cinema.
I don't allow the dog to jump up on me. 



Slide 3 - Tekstslide

GRAMMAR

  • have + hele ww
  • iets regelen, opdracht geven
  • zorgen dat iemand iets voor een ander doet

He has Brenda cook his dinners for him.
Have the next candidate come in please.





Slide 4 - Tekstslide

GRAMMAR

  • make + hele ww
  • iemand dwingen iets te doen


Don't make me walk all the way back!
My parents make me go to church at Easter. 



Slide 5 - Tekstslide

Bij welke werkwoordsvorm dwingt iemand een persoon om iets te doen?
A
to let
B
to allow
C
to have
D
to make

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke werkwoordsvorm gaf je iemand toestemming om iets te doen?
A
to let
B
to allow
C
to have
D
to make

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke werkwoordsvorm laat je het eigenlijk allemaal maar gebeuren?
A
to let
B
to allow
C
to have
D
to make

Slide 8 - Quizvraag

GRAMMAR
to let
toelaten iets doen, laat het gebeuren
to allow
actief toestemming geven, formeel
to have
zorgen dat iemand iets voor een ander doet
to make
iemand dwingen iets te doen

Slide 9 - Tekstslide

Kies de correcte grammaticale vorm.
1. He can't .................you do anything that you don't want to do.
A
allow
B
make
C
let
D
have

Slide 10 - Quizvraag

Kies de correcte grammaticale vorm.
2. Unfortunately, they won’t .............you leave the country without a passport.
A
allow
B
make
C
let
D
have

Slide 11 - Quizvraag

Kies de correcte grammaticale vorm.
3. I'll ................. the room repainted when I get back from my holiday.
A
allow
B
make
C
let
D
have

Slide 12 - Quizvraag

Kies de correcte grammaticale vorm.
4. Sam really wanted a pet but his parents wouldn't ........... him have a dog.
A
allow
B
make
C
let
D
have

Slide 13 - Quizvraag

Kies de correcte grammaticale vorm.
5. My teacher ............. us use a dictionary in our tests.
A
allows
B
makes
C
lets
D
has

Slide 14 - Quizvraag

Kies de correcte grammaticale vorm.
6. My brothers doesn't ...............me to use his Nintendo
A
allow
B
make
C
let
D
have

Slide 15 - Quizvraag

To have
To let
To allow
To make
toelaten iets doen, laat het gebeuren
iemand dwingen om iets te doen
actief toestemming geven, formal
een opdracht toe geven of zorgen dat iemand iets doet

Slide 16 - Sleepvraag

Continue with...
Unit 5:L5 Ex. 5, 6, 7, 9


Slide 17 - Tekstslide