Spelling grammatica

Typ zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden.
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Typ zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 1 - Open vraag

Typ zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden.

Slide 2 - Open vraag

Typ zoveel mogelijk voorzetsels.

Slide 3 - Open vraag

De auteur heeft het verhaal aan zijn vader opgedragen.
Wat is de persoonsvorm?
A
zijn vader
B
de auteur
C
heeft
D
heeft opgedragen

Slide 4 - Quizvraag

De auteur heeft het verhaal aan zijn vader opgedragen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
heeft
B
heeft opgedragen
C
opgedragen
D
de auteur

Slide 5 - Quizvraag

De auteur heeft het verhaal aan zijn vader opgedragen.
Wat is het onderwerp?
A
het verhaal
B
opgedragen
C
zijn vader
D
de auteur

Slide 6 - Quizvraag

De auteur heeft het verhaal aan zijn vader opgedragen.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
het verhaal
B
de auteur
C
zijn vader
D
heeft

Slide 7 - Quizvraag

De auteur heeft het verhaal aan zijn vader opgedragen.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
de auteur
B
zijn vader
C
aan zijn vader
D
het verhaal

Slide 8 - Quizvraag

Geeft de arts hem een recept?
Wat is GEVEN?
A
het onderwerp
B
de persoonsvorm

Slide 9 - Quizvraag

Geeft de arts hem een recept?
Wat is DE ARTS ?
A
het werkwoordelijk gezegde
B
het onderwerp

Slide 10 - Quizvraag

Geeft de arts hem een recept?
Wat is EEN RECEPT?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Geeft de arts hem een recept?
Wat is HEM
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag