Kapitel 4 nur Grammatik

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsSecondary Education

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontleden ja/nee?
Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken: 

stap 1: Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel (dit heb jij gedaan!) 
stap 2:  Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin: je zoekt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op deuntje van vader Jacob:
aus bei mit nach
aus bei mit nach
Seit von zu
Seit von zu
Außer genüber
Außer genüber
Ent-ge-gen
Ent-ge-gen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel
aus
 bei
 mit
nach 
 seit 
 von
 zu



Vertaling
uit
bij
met
na, naar
sinds
van
naar (personen)


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaling
door
zonder
voor
langs
tegen
om 
tot



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stap 2: Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin: je zoekt onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

  • onderwerp: 1e naamval
  • meewerkend voorwerp: 3e naamval
  • lijdend voorwerp: 4e naamval

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontleden (net als in het Nederlands)
Ich habe meiner Mutter eine Zeitung gekauft
Ik heb voor mijn moeder een krant gekocht

[onderwerp]   [meew. vw]      [lijdend vw]
         1e                            3e                           4e

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontleden:
1. naamval (Onderwerp)
4e naamval
(Lijdend voorwerp)
3e naamval (meewerkend voorwerp)
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Wie/ Wat + gezegde?
Wie/Wat + gezegde + ow?
Aan/ Voor wie + gezegde + ow?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontleden met de Hij/Hem regel

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
- ontleden: wie/wat + persoonsvorm
- hij/hem-regel -> hij
- ontleden: AAN / VOOR wie?
- hij/hem-regel -> aan/voor hem
- ontleden: wie/wat + gezegde + onderwerp
- hij/hem-regel -> hem
De drie naamvallen (zinsdelen).
Hoe vind je ze?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Der- Gruppe
naamval
m
v
o
mv
1. Nominativ
der
die
das
die
3. Dativ
dem
der
dem
den + n
4. Akkusativ
den
die
das
die

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ein- Gruppe
naamval
m
v
o
mv
1. Nominativ
ein 
eine 
ein 
keine 
3. Dativ
einem
einer
einem
keinen + n
4. Akkusativ
einen
eine
ein
keine
mein- ; dein-; sein-; ihr-: unser-, euer/ eure, ihr-

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bezittelijke voornaamwoorden
Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord wordt gebruikt om een bezit aan de geven. 


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Bezittelijke voornaamwoord 1nv
Nederlands
Duits: der of das
Duits: die
mijn
mein
meine
jouw
dein
deine
zijn
sein
seine
haar
ihr
ihre
ons/onze
unser
unsere
jullie
euer
eure
hun
ihr
ihre
uw
Ihr
Ihre

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord beschrijven.

Slide 15 - Tekstslide

Geef voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Nederlands en het Duits.
Der- Gruppe -Adj.
m
v
o
mv
1. 
der nette Mann
die nette Frau
das nette Kind
die netten Kinder
3. 
dem netten Mann
der netten
Frau
dem netten Kind
den netten Kindern
4.
den netten Mann
die nette
Frau
das nette Kind
die netten
Kinder

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe
https://www.youtube.com/watch?v=y9NniUxL2xE&t=106s
uitlegfilm Frau Römer

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ein- Gruppe - Adj.
m
v
o
mv
1. 
ein netter Mann
eine nette Frau
ein nettes Kind
keine netten Kinder
3. 
einem netten Mann
einer netten
Frau
einem netten Kind
keinen netten Kindern
4.
einen netten Mann
eine nette
Frau
ein nettes Kind
keine netten
Kinder

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies