Grammatica der, die en das

Grammatica keuze uur 

Der die en das 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica keuze uur 

Der die en das 

Slide 1 - Tekstslide

de, het en een: wat zijn deze woorden in het Nederlands?
A
werkwoorden
B
lid woorden
C
bijvoegelijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Quizvraag

Aantekening
neem over 
in je schrift

Mannelijke woorden:
  • alle mannelijke mensen en dieren: der Lehrer
  • alle dagen van de week: der Montag
  • alle seizoenen: der Sommer
  • alle maanden: der Oktober
der Kater
uitleg

Slide 3 - Tekstslide

Vrouwelijke woorden:
  • alle vrouwelijke mensen en dieren: die Oma
  • de meeste woorden op -e: die Adresse
  • alle woorden op -ung: die Zeitung
  • alle woorden op -schaft: die Freundschaft
  • alle woorden op -heit: die Freiheit
  • alle woorden op -keit: die Fröhlichkeit 
die Katze
uitleg
Aantekening
neem over 
in je schrift

Slide 4 - Tekstslide

Onzijdige woorden:
  • alle verkleinwoordjes, op -chen: das Kaninchen
  • de meeste het-woorden: das Dorf 
das Buch
uitleg
Aantekening
neem over 
in je schrift

Slide 5 - Tekstslide

Meervoud
der Freund
die Lehrerin
das Buch
die Freunde
die Lehrerinnen
die Bücher
lidwoord = altijd die

Slide 6 - Tekstslide

Welke lidwoorden hebben we in het Duits?

Slide 7 - Open vraag

DER (m)
DIE (v)
DAS (o)
DIE (mv)
Schule
Mädchen
Haus
Abend
Kuh
Kaninchen
Möglichkeit
Sommer
Kinder
Aufgaben

Slide 8 - Sleepvraag

der, die oder das?

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

der, die oder das?

Hahn
A
die
B
der
C
das

Slide 10 - Quizvraag

der, die oder das?

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

der, die oder das?

Großeltern
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

der, die oder das?

Osten
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quizvraag

Der, die oder das?

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

der, die oder das?

Brille
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

der
der
das
das
die
der
die
das

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting
mannelijk: der
  • mensen, dieren
  • dagen
  • seizoenen
  • maanden


meervoud = die
vrouwelijk: die
  • mensen, dieren
  • meeste op -e
  • alle op -heit, -keit, -schaft, -ung



meervoud = die
onzijdig: das
  • alles op -chen (=verkleinwoordje)
  • meeste het-woorden



meervoud = die

Slide 18 - Tekstslide

Auf Wiedersehen!

Slide 19 - Tekstslide