Kapitel 3 Les 1 feb

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

lich Willkommen

Slide 2 - Tekstslide

Holländisches Viertel, Potsdam

Slide 3 - Tekstslide

Das Programm für Heute

- Huiswerk bespreken
- Herhaling der/die/das
- Werken aan planner 
-Afsluiting les --> doelen behaald?

Slide 4 - Tekstslide

Doelen

- Ik ken de regels van het geslacht van woorden in het Duits.
- Ik weet wanneer ik der, die of das gebruik. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'der'?

Slide 9 - Open vraag

Wanneer gebruik je 'die'?

Slide 10 - Open vraag

Wanneer gebruik je 'das'?

Slide 11 - Open vraag

timer
1:00
die
der
das
Mann
Frau
Kind
Junge
Schule
Mädchen

Haus
Lehrer

Lehrerin

Slide 12 - Sleepvraag

Aantekening voor in je schrift!
Mannelijke woorden:
  • alle mannelijke mensen en dieren: der Lehrer
  • alle dagen van de week: der Montag
  • alle seizoenen: der Sommer
  • alle maanden: der Oktober
der Kater

Slide 13 - Tekstslide

Vrouwelijke woorden:
  • alle vrouwelijke mensen en dieren: die Oma
  • de meeste woorden op -e: die Adresse
  • alle woorden op -ung: die Zeitung
  • alle woorden op -schaft: die Freundschaft
  • alle woorden op -heit: die Freiheit
  • alle woorden op -keit: die Fröhlichkeit 
die Katze

Slide 14 - Tekstslide

Onzijdige woorden:
  • alle woorden op -chen: das Kaninchen
  • de meeste het-woorden: das Dorf 
das Buch

Slide 15 - Tekstslide

-chen
1/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 16 - Quizvraag

seizoen
2/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 17 - Quizvraag

-schaft
3/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 18 - Quizvraag

-e
5/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 19 - Quizvraag


6/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 20 - Quizvraag

-ung
7/8
A
der (m)
B
die (v)
C
das (o)

Slide 21 - Quizvraag

Planner
Je gaat aan de slag met de planner. 
Doel? --> sowieso een leergedeelte laten aftekenen of/en een opdrachtenonderdeel.
Klaar? --> laten aftekenen. 
Max. twee personen bij het bureau. 

Overleggen mag, maar zacht!

Slide 22 - Tekstslide

Freundschaft
1/8
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

Bruder
2/8
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

Mädchen
3/8
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

Gesundheit
4/8
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

Aufgabe
6/8
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Winter
8/8
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Doelen


- Ik ken de regels van het geslacht van woorden in het Duits.
- Ik weet wanneer ik der, die of das gebruik. 

Slide 29 - Tekstslide

Doelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll