In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Test je kennis - Duurzaamheid in het beroep D
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent 'ecologische voetafdruk'?
Slide 2 - Open vraag
Hans wil een duurzaam transportbedrijf oprichten. Hij wil goederen zo milieuvriendelijk mogelijk vervoeren. Voor welk vervoermiddel kan hij het best kiezen?
A
Schip
B
Vliegtuig
C
Vrachtwagen
Slide 3 - Quizvraag
Welke energiebron gebruikt een cv-ketel?
A
Biomassa
B
Gas
C
Olie
D
Steenkool
Slide 4 - Quizvraag
Welke keuzes hebben met duurzaam gedrag te maken? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Eet je vanavond één of twee hamburgers?
B
Ga je met de fiets of met de auto naar je werk?
C
Neem je een appel of een peer mee naar school?
Slide 5 - Quizvraag
Wasmachines verbruiken water en energie. Met welke maatregel bespaar je zowel water als energie?
A
Een oude wasmachine vervangen door een nieuwe
B
De voorwas overslaan
C
In plaats van halve trommels alleen volle trommels wassen
D
Kouder wassen, bijvoorbeeld op 30° C
Slide 6 - Quizvraag
Welke afvalproducten horen bij het PMD-afval? (er zijn meerdere antwoorden mogelijk)
A
Plastic bekertjes
B
Reclamefolders
C
Sinaasappelsschillen
D
Soepblikken
Slide 7 - Quizvraag
Welke glazen afvalproducten kun je in de glasbak gooien? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Appelmoespotje
B
Drinkglas
C
Ovenschaal
D
Wijnfles
Slide 8 - Quizvraag
Bij welke P hoort deze uitspraak?
‘Buurtsuper breidt fairtrade assortiment uit met honderden producten'
A
People
B
Planet
C
Profit/Prosperity
Slide 9 - Quizvraag
Bij welke P hoort deze uitspraak?
Verbouwd kantoor bespaart bedrijf 50% aan energiekosten'
A
People
B
Planet
C
Profit/Prosperity
Slide 10 - Quizvraag
Bij welke P hoort deze uitspraak?
‘Geen vlees meer voor bezoekers van het dancefestival’
A
People
B
Planet
C
Profit/Prosperity
Slide 11 - Quizvraag
Noem producten die onder de technische kringloop vallen
Slide 12 - Open vraag
Welke uitspraak past het best bij het cradle to cradle principe?
A
Afval is voedsel. Grondstoffen kunnen bijna volledig worden hergebruikt.
B
Biomassa is hét alternatief voor fossiele brandstoffen
C
Door producten zoveel mogelijk her te gebruiken, produceren we minder afval
Slide 13 - Quizvraag
Waarom is de zee een goede plek om windturbines te plaatsen? Kies het beste antwoord.
A
Op zee heeft niemand last van de windturbines
B
Op zee is er genoeg ruimte om windturbines te plaatsen
C
Op zee leveren windturbines meer energie op
D
Op zee vliegen vogels en vleermuizen niet tegen de windturbines aan
Slide 14 - Quizvraag
Ruth wil komende zomer graag op vakantie, maar wil tijdens haar vakantie zo min mogelijk CO2 uitstoten. Ze moet haar overnachtingen nog boeken.
Waar kan Ruth het best overnachten als ze haar voetafdruk zo klein mogelijk wil houden?
A
In een tent op de camping
B
In een vakantiehuisje
C
In een vijfsterrenhotel
Slide 15 - Quizvraag
Waarom heeft het eten van vlees invloed op je ecologische voetafdruk?
Slide 16 - Open vraag
Welke materialen zijn organisch (biomassa) en kunnen worden gebruikt om energie op te wekken? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Bladeren
B
GFT afval
C
Mest
D
Steenkool
Slide 17 - Quizvraag
De circulaire economie gaat uit van twee kringlopen. Niet alle producten behoren tot dezelfde kringloop.
Wat valt onder de biologische kringloop?
A
Bladeren, klokhuizen en bananenschillen
B
Mobiele telefoons, koelkasten en televisies
Slide 18 - Quizvraag
Welke kenmerken van een huis hebben invloed op het energielabel van de woning?
A
De huishoudelijke apparaten
B
De cv-ketel
C
Isolatie van het huis
D
Het aantal toiletbezoeken
Slide 19 - Quizvraag
Hoe komt het dat het meeste zwerfafval uiteindelijk in zee belandt?
A
De wind blaast het zwerfafval in zee
B
Het meeste zwerfafval komt van schepen die hun afval overboord gooien
C
Via rivieren en riolen komt het zwerfafval in zee terecht
Slide 20 - Quizvraag
Bij welk afval hoort een chipszak?
A
PMD
B
Rest
C
GFT
D
KCA
Slide 21 - Quizvraag
Wat zijn nadelen van fossiele brandstoffen?
A
Bij het verbranden van fossiele brandstoffen ontstaat radioactief kernafval
B
Bij het verbranden van fossiele brandstoffen ontstaat veel CO2
C
De voorraad fossiele brandstoffen is beperkt
D
Fossiele brandstoffen leveren weinig energie op
Slide 22 - Quizvraag
De wereldbevolking.....
A
groeit
B
krimpt
C
is stabiel
Slide 23 - Quizvraag
In een lineaire economie gaan grondstoffen uiteindelijk verloren. Zet de drie fasen van producten in een lineaire economie in de juiste volgorde: dump, maak, neem
Slide 24 - Open vraag
Afvalpreventie bij bedrijven kan zowel op kwantitatieve als op kwalitatieve wijze. 'Het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk voorkomen'
Is dit een voorbeeld van kwalitatief of kwantitatief?
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief
Slide 25 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van bevolkingsbeleid
Slide 26 - Open vraag
Welke uitspraak over het aardoppervlak is niet juist?
A
Het aardoppervlak is het buitenste deel van de aardkorst
B
Het aardoppervlak wordt verwarmd door de zon
C
Het grootste deel van het aardoppervlak bestaat uit land
Slide 27 - Quizvraag
Het statiegeld op plastic flessen is een voorbeeld van:
A
Energie
B
Hergebruik
C
Preventie
D
Recycling
Slide 28 - Quizvraag
De circulaire economie en de bio-economie zijn beide duurzame economieën. Toch zijn de belangrijkste kenmerken verschillend.
In deze economie is afval grotendeels verleden tijd
A
Bio-economie
B
Circulaire economie
Slide 29 - Quizvraag
Waarom is kleding in de meeste gevallen niet duurzaam?