Test je kennis - Duurzaamheid in het beroep C

Test je kennis - Duurzaamheid in het beroep C
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Test je kennis - Duurzaamheid in het beroep C

Slide 1 - Tekstslide

Wat
A

Slide 2 - Quizvraag

Hans wil een duurzaam transportbedrijf oprichten. Hij wil goederen zo milieuvriendelijk
mogelijk vervoeren.
Voor welk vervoermiddel kan hij het best kiezen?
A
Schip
B
Vliegtuig
C
Vrachtwagen

Slide 3 - Quizvraag

Welke energiebron gebruikt een cv-ketel?
A
Biomassa
B
Gas
C
Olie
D
Steenkool

Slide 4 - Quizvraag

Welke keuzes hebben met duurzaam gedrag te maken?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Eet je vanavond één of twee hamburgers?
B
Ga je met de fiets of met de auto naar je werk?
C
Neem je een appel of een peer mee naar school?

Slide 5 - Quizvraag

Wasmachines verbruiken water en energie. Met welke maatregel bespaar je zowel water
als energie?
A
Een oude wasmachine vervangen door een nieuwe
B
De voorwas overslaan
C
In plaats van halve trommels alleen volle trommels wassen
D
Kouder wassen, bijvoorbeeld op 30° C

Slide 6 - Quizvraag

Welke afvalproducten horen bij het PMD-afval?
(er zijn meerdere antwoorden mogelijk)
A
Plastic bekertjes
B
Reclamefolders
C
Sinaasappelsschillen
D
Soepblikken

Slide 7 - Quizvraag

Welke glazen afvalproducten kun je in de glasbak gooien?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Appelmoespotje
B
Drinkglas
C
Ovenschaal
D
Wijnfles

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke P hoort deze uitspraak?

‘Buurtsuper breidt fairtrade assortiment uit met honderden producten'
A
People
B
Planet
C
Profit/Prosperity

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke P hoort deze uitspraak?

Verbouwd kantoor bespaart bedrijf 50% aan energiekosten'
A
People
B
Planet
C
Profit/Prosperity

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke P hoort deze uitspraak?

‘Geen vlees meer voor bezoekers van het dancefestival’
A
People
B
Planet
C
Profit/Prosperity

Slide 11 - Quizvraag

Noem producten die onder de twee technische kringloop vallen

Slide 12 - Open vraag

Waarom is de zee een goede plek om windturbines te plaatsen?
Kies het beste antwoord.
A
Op zee heeft niemand last van de windturbines
B
Op zee is er genoeg ruimte om windturbines te plaatsen
C
Op zee leveren windturbines meer energie op
D
Op zee vliegen vogels en vleermuizen niet tegen de windturbines aan

Slide 13 - Quizvraag

Ruth wil komende zomer graag op vakantie, maar wil tijdens haar vakantie zo min mogelijk CO2 uitstoten. Ze moet haar overnachtingen nog boeken.

Waar kan Ruth het best overnachten als ze haar voetafdruk zo klein mogelijk wil houden?
A
In een tent op de camping
B
In een vakantiehuisje
C
In een vijfsterrenhotel

Slide 14 - Quizvraag

Welke materialen zijn organisch (biomassa) en kunnen worden gebruikt om energie op
te wekken?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Bladeren
B
GFT afval
C
Mest
D
Steenkool

Slide 15 - Quizvraag

De circulaire economie gaat uit van twee kringlopen. Niet alle producten behoren tot
dezelfde kringloop.

Wat valt onder de biologische kringloop?
A
Bladeren, klokhuizen en bananenschillen
B
Mobiele telefoons, koelkasten en televisies

Slide 16 - Quizvraag

Welke kenmerken van een huis hebben invloed op het energielabel van de woning?
A
De huishoudelijke apparaten
B
De cv-ketel
C
Isolatie van het huis
D
Het aantal toiletbezoeken

Slide 17 - Quizvraag

Hoe komt het dat het meeste zwerfafval uiteindelijk in zee belandt?
A
De wind blaast het zwerfafval in zee
B
Het meeste zwerfafval komt van schepen die hun afval overboord gooien
C
Via rivieren en riolen komt het zwerfafval in zee terecht

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn nadelen van fossiele brandstoffen?
A
Bij het verbranden van fossiele brandstoffen ontstaat radioactief kernafval
B
Bij het verbranden van fossiele brandstoffen ontstaat veel CO2
C
De voorraad fossiele brandstoffen is beperkt
D
Fossiele brandstoffen leveren weinig energie op

Slide 19 - Quizvraag

De wereldbevolking.....
A
groeit
B
krimpt
C
is stabiel

Slide 20 - Quizvraag

In een lineaire economie gaan grondstoffen uiteindelijk verloren.
Zet de drie fasen van producten in een lineaire economie in de juiste volgorde:
dump, maak, neem

Slide 21 - Open vraag

Afvalpreventie bij bedrijven kan zowel op kwantitatieve als op kwalitatieve wijze.
'Het ontstaan van afvalstoffen zoveel
mogelijk voorkomen'

Is dit een voorbeeld van kwalitatief of kwantitatief?
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 22 - Quizvraag

Welke uitspraak over het aardoppervlak is niet juist?
A
Het aardoppervlak is het buitenste deel van de aardkorst
B
Het aardoppervlak wordt verwarmd door de zon
C
Het grootste deel van het aardoppervlak bestaat uit land

Slide 23 - Quizvraag

Het statiegeld op plastic flessen is een voorbeeld van:
A
Energie
B
Hergebruik
C
Preventie
D
Recycling

Slide 24 - Quizvraag

De circulaire economie en de bio-economie zijn beide duurzame economieën. Toch zijn
de belangrijkste kenmerken verschillend.

In deze economie is afval grotendeels verleden tijd
A
Bio-economie
B
Circulaire economie

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet het proces waarbij zeewater onder invloed van de zon wordt omgezet in
waterdamp
A
Condenseren
B
Smelten
C
Stollen
D
Verdampen

Slide 26 - Quizvraag