Woordenschat H3+4 45 min

Welkom bij Nederlands!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Keuze maken
  • Herhaling 
  • Huiswerk: opdracht in lesboek maken.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe staan jullie ervoor?
Huiswerk?
Oefeningen van woordenschat h4 gemaakt?

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen van deze week:
Ik kan de betekenis van een onbekend woord raden m.b.v. een voorbeeld en een tegenstelling.

Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragrafen


Slide 4 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
(wat als ik een moeilijk woord in de tekst tegenkom?)

Slide 5 - Woordweb

In je lichaam zijn organen aan het werk. Dit zijn delen van het lichaam met een eigen taak.
A
synoniem
B
omschrijving/definitie
C
voorbeeld
D
tegenstelling

Slide 6 - Quizvraag

Ik vind dat er niet hygiënisch uitzien. Zo lijkt het alsof er schimmel op zit en het ruikt niet lekker.
A
synoniem
B
omschrijving/definitie
C
voorbeeld
D
tegenstelling

Slide 7 - Quizvraag

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 8 - Tekstslide

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
omschrijving/definitie
C
voorbeeld
D
tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

Woordraadstrategie: een tegenstelling zoeken
Soms kan je een moeilijk woord uitleggen, omdat er een tegenstelling in de tekst staat.
  • Bij een tegenstelling vind je vaak de volgende woorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, aan de andere kant, tegenover, enz.

Op testjes die breinactiviteit onderzoeken, scoren mensen die veel bewegen beter dan inactieve personen.


Slide 10 - Tekstslide

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Sommige stenen zijn ruw, anderen daarentegen zijn glad.
A
synoniem
B
omschrijving/definitie
C
voorbeeld
D
tegenstelling

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak nu in tweetallen:

  • Opdracht 1, 2 en 3 van bladzijde 84-86 (H3) 
  • Opdracht 1, 2 en 3 van bladzijde 114-115 (H4)

Dit is ook huiswerk.
Ben je klaar? 

Maak van H3: opdracht 5 en 6

Maak van H4: opdracht 4, 5 en 7


Slide 12 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 13 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 14 - Open vraag