In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 1 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Grammatik (das Possessivpronomen)
Sprechen
Slide 2 - Tekstslide
Ziel
Je kunt het bezittelijk voornaamwoord gebruiken
Je kunt vragen stlellen en antwoorden geven over eten en drinken
Slide 3 - Tekstslide
Regel entdecken
Aufgabe 25 , Seite 156
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Het bezittelijke voornaamwoord:
- geeft een bezit aan
- staat vóór een zelfstandig naamwoord
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:
- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.
- Dat is jouw huis. / Das ist dein Haus.
- Waar is zijn fiets? / Wo ist sein Fahrrad?
Slide 7 - Tekstslide
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
eu(e)r(e)
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 8 - Tekstslide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
dasKind
die Autos
einMann
eine Frau
einKind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woordenen in het meervoud een -e. Dat geldt ook voor de bezittelijke voornaamwoorden.