aan de slag: opdracht 1 en 5 t/m 8 blz. 151-blz. 153
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
klas 2 - 15 juni
even herhalen: H37 'plot'
aan de slag: opdracht 1 en 5 t/m 8 blz. 151-blz. 153
Slide 1 - Tekstslide
H37 'plot'
plot = verhaallijn
Het begin, verloop en einde van wat een personage in een verhaal meemaakt
Slide 2 - Tekstslide
H37. Vier verschillende manieren om een verhaal spannend te houden
springen tussen verhaallijnen
afkappen van een verhaallijn
uitstellen van de ontknoping
plotwendingen
Slide 3 - Tekstslide
1. springen tussen verhaallijnen
Een verhaal: hoofd- en bijpersonen
Een schrijver kan op een spannend moment wisselen van perspectief, zo blijft de lezer in spanning over hoe het verhaal verdergaat.
Slide 4 - Tekstslide
2. afkappen van een verhaallijn
'cliffhanger': het verhaal stopt precies op het spannendste moment
Slide 5 - Tekstslide
3. uitstellen van de ontknoping
Misdaad- en detectiveseries
Slide 6 - Tekstslide
4. plotwendingen
De schrijver zet de lezer 'op het verkeerde spoor'. De lezer denkt te weten hoe het verhaal afloopt, maar het blijkt dan ineens anders te gaan.
Slide 7 - Tekstslide
aan de slag
opdracht 1, 2 en 5 t/m 8 blz. 151-blz. 153
Slide 8 - Tekstslide
H38 Motief
Motief: patroon - iets wat herhaald wordt
Een motief is een terugkerend element in een verhaal.
Slide 9 - Tekstslide
drie soorten motieven
abstract motief
leidmotief
klassiek motief
Slide 10 - Tekstslide
1.abstract motief
Klein thema, bijvoorbeeld: toeval, verraad, schuld, wraak.
Slide 11 - Tekstslide
2. leidmotief
Een concreet, tastbaar terugkerend element in een verhaal.
Slide 12 - Tekstslide
3. klassiek motief
Een motief dat ontleend wordt aan klassieke of Bijbelse verhalen.
Een thematische gelijkenis tussen een verhaal van nu en een klassiek verhaal
Slide 13 - Tekstslide
www.bing.com
Slide 14 - Link
vraag 7
Bruno is negen jaar en woont naast een concentratiekamp. Hij heeft een stoppeltjeshoofd. Bruno komt uit een goed milieu: dit kun je bijvoorbeeld afleiden aan het overhemd dat hij draagt. Hij is niet erg mager en bleek. Hij komt uit Berlijn, maar is nu verhuisd.
Shmuel is joods en woont in een concentratiekamp. Hij draagt een gestreepte pyjama. Hij is net
als de andere kinderen in het kamp erg mager. Hij is zijn vader kwijt.
Slide 15 - Tekstslide
H38 blz. 156-157
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
vraag 8
Het is heldhaftig van Bruno omdat hij zijn vriend wil gaan helpen. Het is aan de andere kant niet handig omdat Bruno niet makkelijk uit het kamp zal komen en hij niet weet wat de consequenties hiervan zullen zijn.
Slide 18 - Tekstslide
vraag 9
a Het is een pak wat alle gevangenen in het concentratiekamp moeten dragen.
b De schrijver noemt het pyjama’s omdat de kinderen nog niet goed beseffen welk lot hen te wachten staat. Zij zien de pakjes simpelweg als pyjama’s.
c Bijvoorbeeld: De titel zou op allebei kunnen slaan. Aan de ene kant is er Shmuel die aan de andere kant van het hek woont en altijd de gestreepte pyjama draagt. Aan de andere kant is er Bruno, die uiteindelijk zo’n zelfde pyjama aantrekt.
Slide 19 - Tekstslide
vraag 10
a Hiermee bedoelt Shmuel alle mensen, wanneer mensen hetzelfde dragen, zijn ze bijna niet meer uit elkaar te houden.
b Het hek is een scheiding tussen de wereld van Bruno en de wereld van Shmuel in het concentratiekamp. Het hek staat symbool voor de grote verschillen tussen deze twee werelden.