Directe en indirecte rede

Directe rede
Indirecte rede
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Directe rede
Indirecte rede

Slide 1 - Tekstslide

Indirecte rede
Hier zeg je het niet letterlijk.

Jan zegt dat hij er niets van snapt

Slide 2 - Tekstslide

Directe rede
De directe rede is als je letterlijk opschrijft 
wat iemand zegt in een zin.

Jan zegt:'Ik snap er niets van!'

Slide 3 - Tekstslide

Directe rede
In de directe rede staat wat letterlijk gezegd 
wordt tussen aanhalingstekens.

'Ik pak de fiets', zegt Jan
Jan zegt:'Ik pak de fiets'.


Slide 4 - Tekstslide

Directe rede
Hoort de komma bij de letterlijke tekst dan schrijf je de komma voor de aanhalingstekens.
'Ja maar,' zei ze, 'daarom kom ik met een voorstel.'

Hoort de komma niet bij de letterlijke tekst dan schrijf je de komma na het aanhalingsteken.
'Daarom', zei ze, 'kom ik met een voorstel.'

Slide 5 - Tekstslide

Directe rede
Staat er een vraagteken of een uitroepteken?
Dan komt er GEEN extra komma meer.

'Wie komt er met een voorstel?' vroeg Lubna

Slide 6 - Tekstslide

Directe rede
Proberen
Zijn vader zei kom eerst maar eens naar huis.

Ik hoop zei haar opa dat ik ook eens mag.

Willen jullie een stukje taart vroeg zijn opa.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden
Zijn vader zei: 'Kom eerst maar eens naar huis'.

'Ik hoop', zei haar opa 'dat ik ook eens mag.'

'Willen jullie een stukje taart?' vroeg zijn opa.

Slide 8 - Tekstslide

Meerkeuze opdrachten

Slide 9 - Tekstslide



Dave zei: "Ik ben verliefd!"
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 10 - Quizvraag


Elvis zegt dat hij naar huis gaat.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 11 - Quizvraag


Vik zegt: "Ik wil de vissen eten geven."
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 12 - Quizvraag


Lisa zegt dat ze graag buiten speelt.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 13 - Quizvraag


"Water drinken is gezond", zegt mijn mama.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 14 - Quizvraag


De juf vraagt of je stil wilt zijn.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 15 - Quizvraag


Daan zegt: "Ik voer de vissen wel."
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 16 - Quizvraag

Mijn vader zegt dat het leuk is.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 17 - Quizvraag


Willem vraagt:"Mag ik wat eten?"
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin staat in de indirecte rede?
A
Ik riep: "Gaat er nog iemand mee?"
B
Julia zegt:" Ik lust wel een ijsje."
C
Stef vraagt of iemand de hond wil uitlaten.
D
Pim roept: "Jens, kom je even?"

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een indirecte rede?
A
De vrouw zei: "Nooit."
B
Ik heb gezegd dat ik dat niet zou doen.
C
De leraren zeiden:"Dat doen we."
D
De scheikundige zegt:"Dat klopt helemaal."

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe reden?
A
'Kom,' zegt papa, 'we gaan'
B
papa zegt dat we gaan
C
papa zegt dat we moeten komen

Slide 21 - Quizvraag

Welke zin staat in de directe reden?
A
Tijn zegt dat iedereen mee mag
B
Iedereen mag mee!
C
Tijn zegt: 'Iedereen mag mee.'

Slide 22 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven
A
Niels roept, 'Applaus alstublieft!'
B
Niels roept: Applaus alstublieft!
C
Niels roept: 'Applaus alstublieft'
D
Niels roept: 'Applaus alstublieft!'

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Ik werd er emotioneel van snikt Elise.
B
'Ik werd er emotioneel van' snikt Elise.
C
'Ik werd er emotioneel van', snikt Elise.
D
Ik werd er emotioneel van, 'snikt Elise.'

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
let op!
A
'Dat' bromt haar vader: snap ik niet.
B
Dat ,bromt haar vader, snap ik niet.
C
'Dat' , bromt haar vader, 'snap ik niet.'
D
'Dat, ' bromt haar vader, 'snap ik niet.'

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
Let op!
A
'Nou' , antwoordt haar vader, 'ik vond het saai.'
B
'Nou, ' antwoordt haar vader, 'ik vond het saai.'
C
Nou, antwoordt haar vader: 'Ik vond het saai.'
D
'Nou', antwoordt haar vader, 'Ik vond het saai.'

Slide 26 - Quizvraag