Nederlands 11 juni

Herhalen persoonsvormen in 3 tijden
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhalen persoonsvormen in 3 tijden
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd

Slide 1 - Tekstslide

sterke werkwoorden / zwakke werkwoorden
in verleden tijd en voltooide tijd
Welke letter schrijf ik nu in de verleden en voltooide tijd? Een T of een D

Bij zwakke werkwoorden moet je daar goed over nadenken (later meer uitleg)

Bij sterke werkwoorden niet --> die veranderen van klank!

Slide 2 - Tekstslide

Hij ruikt
Zij springt
Zij loopt
Sterke werkwoorden veranderen......
Zwakke werkwoorden veranderen.....
rook

sprong

liep
van klank
niet van klank

Slide 3 - Sleepvraag

Even oefenen
We oefenen met werkwoord: betalen
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd

Slide 4 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
betalen
Hij .............. te veel.

Slide 5 - Open vraag

Verleden tijd
betalen
Hij .............. te veel.

Slide 6 - Open vraag

voltooide tijd
betalen
Hij heeft te veel.....................

Slide 7 - Open vraag

verleden tijd sterke werkwoorden / zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden--> niet nadenken over d of t want verandert van klank. Hij loopt, hij liep, hij is daar heen gelopen

zwakke werkwoorden --> wel nadenken over d of t. Maar daarvoor gebruik je 't x-kofschip

Slide 8 - Tekstslide

Verleden tijd
branden
Het vuur .............. tot laat

Slide 9 - Open vraag

voltooid deelwoord
wandelen
Wij hebben gisteren lang ...................

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link